Aankondiging sluiting Fort Oranje

Bezwaargronden Fort Oranje: handelwijze gemeente is illegaal.

Bezwaargronden Fort Oranje: handelwijze gemeente is illegaal

Voor wie echt interesse heeft in de waarheid achter de ontruiming van Fort Oranje: lees de bezwaargronden.  bezwaargronden sluiting Fort Oranje

Bij brief van 26 juli 2017 is door mij,  mr. J.S. Pols, kantoorhoudende te, in mijn hoedanigheid als gemachtigde als gemachtigde van besloten vennootschap Recreatiepark Fort Oranje B.V., gevestigd aan de Bredaseweg 33 te Rijsbergen, die te dezer zake woonplaats kiest te mijnen kantore, bezwaar aangetekend tegen de besluiten van de burgemeester en wethouders en de burgemeester van de Gemeente Zundert.

 

Ter aanvulling van het bezwaarschrift, brengt cliënte navolgende bezwaargronden naar voren:

 

Inleiding

  • De sluiting van Fort Oranje vormt in meerdere opzichten een lakmoesproef voor de staat van de Het besluit van 23 juni 2017, hierna te noemen: “het besluit”, is onlosmakelijk verbonden met de strijd tegen de zogenaamde “ondermijnende criminaliteit” die wordt gevoerd door het RIEC/Taskforce Zeeland West-Brabant. De vraag die hier voorligt is of het maatschappelijk en rechtens aanvaardbaar geacht wordt dat het openbaar bestuur onrechtmatige middelen inzet bij het nastreven van door haar gestelde doelen. Dit betreft niet alleen het terzijde schuiven van wet- en regelgeving doch ook het plegen van feiten die de grenzen van het strafrecht overschrijden. Hierna zal dan ook eerst uitgebreid ingegaan worden op de werkwijze van het RIEC/Taskforce. De vraag die daarbij centraal staat, is in hoeverre de gehanteerde methodes te verenigen zijn met de beginselen van een democratische rechtsstaat. Daarna zal ingegaan worden op de wijze waarop het RIEC/Taskforce Fort Oranje ondermijnd heeft. De bestreden besluiten zullen daarna behandeld worden gevolgd door de conclusie.

 Ondermijnde rechtspraak

De werkwijze van de Taskforce/RIEC

  • Het RIEC komt voort uit een bestuurlijk experiment waarbij bestuursorganen en derden samenwerkingsverbanden aangaan om gezamenlijk burgers of bedrijven aan te pakken waarvan men meent dat deze zich bezig houden met ongewenste activiteiten. In Rotterdam is deze aanpak gestart onder burgemeester Opstelten met het Alijda-project dat zich richtte tegen drugsrunners en malafide vastgoedeigenaars.
  • Deze Rotterdamse aanpak is nu landelijk uitgerold middels de oprichting van RIEC’s en een coördinerend Landelijk Informatie en Expertise Centrum (LIEC). Daarnaast zijn er tal van andere samenwerkingsverbanden tussen bestuursorganen en andere partijen ontstaan die op basis van convenanten informatie uitwisselen en samenwerken.

 

  • Het handboek van het RIEC, omschrijft dit als volgt:[1]
  • “De bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit richt zich niet zozeer op de kernactiviteiten van de georganiseerde criminaliteit, maar juist op de cruciale ondersteunende activiteiten. De maatregelen richten zich niet op personen (de potentiële daders), maar op de situaties en gelegenheidsstructuren die de georganiseerde criminaliteit faciliteren en soms zelfs aanmoedigen

 In het Regionaal Beleidsplan ZWB 2015-2018 wordt de werkwijze als volgt geformuleerd (p.20):

 

“Ook is een andere kijk op de problematiek van belang: van focus op het delict, naar focus op de business en subject. Inmiddels heeft het RIEC een integraal informatieplein11 ingericht om van signaleren naar aanpak te komen. Op basis van een interventieplan worden middelen ingezet en inspanningen van partners gevraagd (op strafrechtelijk, bestuurlijk, financieel en fiscaal gebied) die gezien het probleem het meest effectief zijn.”

 

  • Deze vorm van bestuurlijke en justitiële samenwerking, waarbij bestuursorganen de hen geattribueerde bevoegdheden repressief (“wapens”) inzetten en daarmee aan crimefighting doen, is een belangwekkende ontwikkeling. Het RIEC richt zich op “georganiseerde criminaliteit”, een term die bewust gekozen is als containerbegrip[2] om de mogelijke activiteiten niet te veel te beperken. Het RIEC probeert met haar woordkeuze de associatie op te wekken met het bestrijden van de Maffia in Italië. In de praktijk blijkt dit niet juist te zijn. Wie de moeite neemt om het jaarverslag van het RIEC te lezen, komt tot de conclusie dat de strijd tegen georganiseerde criminaliteit zich grotendeels richt op alle schakeringen van kleine criminaliteit van hangjongeren tot bijstandsfraude en al dan niet kleinschalige hennepkweek.

 

  • Zorgelijk is echter dat deze ontwikkeling heimelijk plaatsvindt. Doordat door de betreffende bestuursorganen geen openheid wordt betracht, vindt nauwelijks een inhoudelijk publiek of parlementair debat van enige betekenis Zonder de procedurele waarborgen van artikel 6 EVRM worden burgers en bedrijven aangepakt op basis van niet nader gesubstantieerde vermoedens van ongewenst gedrag. Controle op de wijze waarop deze vermoedens tot stand zijn gekomen vindt niet plaats.

 

  • De bestuurlijke aanpak van “criminelen” wordt door de voorvechters als burgemeester Noordanus maar ook Pieter Tops en journalist Jan Tromp al geruime tijd gepropageerd (zonder daarbij overigens het RIEC bij naam te noemen). In de Taskforce Zeeland West-Brabant werken het ministerie van Veiligheid en Justitie, de vijf grootste gemeenten van Brabant het Openbaar Ministerie, de nationale recherche, Belastingdienst, Koninklijke Marechaussee, de Nationale Politie en andere diensten en partijen nauw samen om de georganiseerde criminaliteit in Brabant terug te dringen.”

 

  • Aan de rechtstatelijke complicaties en het feit dat deze werkwijze op gespannen voet staat met de uitgangspunten van behoorlijk bestuur is nauwelijks tot geen aandacht besteed. Een belangrijke vraag hierbij is hoe zonder rechterlijk oordeel een scheiding gemaakt kan worden tussen criminelen en niet-criminelen. Er wordt erg gemakkelijk over “criminelen” gesproken terwijl zelfs niet vast komt te staan of er sprake is van een redelijke verdenking in strafrechtelijke zin.

 

  • De roep van een aantal Brabantse burgemeesters die het RIEC promoten, doen geloven dat Nederland overvallen wordt door een golf van ondermijnende criminaliteit. Op de RIEC-website wordt nog toegelicht dat deze vorm van criminaliteit onzichtbaar en onmerkbaar als houtrot door de samenleving vreet. Feit is echter dat de term “ondermijnende criminaliteit”, als synoniem voor “georganiseerde criminaliteit” geen houdbare definitie is. Het is een term zonder onderscheidend vermogen. Noch in het strafrecht noch in het buitenland wordt een vergelijkbare terminologie gebruikt. Ondermijnende criminaliteit is een “marketingterm” die gebruikt wordt als vlag om fundamentele wijzigingen in de overheidsorganisatie door te voeren. De burgemeesters hebben hiervoor anderhalf miljard euro extra gevraagd voor de komende jaren.

 

  • Dat de politiek en de rechtspraak meegaan met deze retoriek, is niet verwonderlijk. Het klinkt immers sympathiek deze samenwerkende overheid, de één overheid-gedachte. Een weerbare overheid. Maar sympathiek is een naar deze ideeën georganiseerde overheid nauwelijks.

 

  • Wat deze burgemeesters en andere voorvechters van deze aanpak voorstaan is een nieuwe war on crime waarbij de gehele samenleving in het teken gesteld wordt van criminaliteitsbestrijding. Het gehele ambtenarenapparaat wordt daarbij ingezet als crimefighter. De burgemeester van Gilze-Rijen, een van de grote voorvechters van deze aanpak, verwoordt het als volgt in het boek “De Achterkant van Nederland”:

 

“Alle medewerker hier op het gemeentehuis weten ook hoe belangrijk het is. Dus als er hier iemand aan het loket komt en die wil een of andere vergunning… Alert! Alert! Wat gebeurt hier? En direct allemaal erin springen, hè. Alert!”

 

  • De houding die hiervan uitgaat, is een Generalverdacht waarbij elke burger of groepen burgers als verdachten benaderd wordt. Ambtenaren krijgen van het RIEC cursussen om op signalen te letten. Zoals blijkt uit informatie van het RIEC zelf, wordt daarbij letterlijk geleerd om de onderbuik te volgen. De burger die zich aan het loket meldt voor een bouwvergunning of een andere dienst, wordt eerst op de weegschaal gelegd of hij zich misschien met misdrijven bezighoudt. Deze gedachte is onverenigbaar met de beginselen van een rechtsstaat. De criminaliteitscijfers dalen jaar na jaar. Er is geen aanwijsbare noodzaak voor een deltaplan tegen de criminaliteit waarbij de hele rechtsstaat op de schop gaat

 

  • Het wekt verbazing dat zonder enig parlementair debatvan betekenis een dergelijke ingrijpende wijziging van de aanpak van criminaliteit landelijk is doorgevoerd. Als gevolg van het ontbreken van een inhoudelijk parlementair debat is ook de vraag naar de wettelijke grondslag van deze afspraken en de vergaande informatiewisseling onvoldoende aan het licht gekomen. Men kan zich oprecht de vraag stellen hoe deze werkwijze zich verhoudt tot artikel 1 van de Grondwet en artikel 6 EVRM.

 

  • Aan personen en bedrijven die doelwit zijn van het RIEC wordt geen mededeling gedaan, zelfs niet dat enig vermoeden laat staan verdenking bestaat van enig strafbaar feit. Deze personen worden echter wel als “crimineel” bestempeld (signaleren) of dienen aangepakt te worden omdat zij beschouwd worden als facilitator. Hoe deze aanpak werkt, is te lezen in het zojuist verschenen boek “De achterkant van Nederland”, van P. Tops en J. Tromp. Enkele citaten die boekdelen spreken:

 

“De integrale aanpak is bedoeld om het plezier in het leven voor criminelen te vergallen. Het werkt eenvoudig: als de ene instantie bot vangt, zet een andere instantie haar wapens in. De autoriteiten zijn daarin niet kinderachtig. Of misschien moet je wel zeggen: juist kinderachtig. Op elke slak wordt zout gelegd. Het blijkt de bedoeling. (…)[3]

 

De man had in zes jaar 74 panden verzameld met een geschatte waarde van 12 miljoen euro. Het was volgens justitie een klassiek geval van witwassen. De gemeente, de belastingdienst, de brandweer en de politie besloten de man op te jagen. Om te beginnen was gebleken dat hij een hypotheek had verworven op basis van een arbeidscontract dat niet echt een arbeidscontract was. Het leverde een boete op van 15.000 euro plus een werkstraf van 240 uur. Zijn panden waren voornamelijk verhuurd aan studenten. Ai, er lagen losse stenen op een dakterras, die konden wel eens naar beneden vallen. Foei, er stond water in de kelder, een stopcontact zat los. Dat kon wel eens kortsluiting veroorzaken. Alleen al in vier van de 74 panden constateerde het gemeentelijke toezicht 80 overtredingen. Om naleving van de regels af te dwingen, legde het gemeentebestuur dwangsommen op van bij elkaar 1 miljoen euro. Vrijwel wekelijks waren er controles, op vergunningen, huurcontracten, hypotheken, verzekeringen en de technische staat van de woningen. De bedoeling was de man gek te maken. En in diskrediet te brengen bij banken en andere relaties. Zijn advocaat sprak van een heksenjacht. De programmadirecteur van de taskforce vindt dat er maar één vraag telt: waar doe ik de crimineel de meeste pijn. ”[4]

 

 

  • De deelnemende bestuursorganen en diensten bedelven het doelwit onder controles, sancties, boetes, aanslagen en handhavingsbesluiten. Voor het doelwit is het nagenoeg ondoenlijk zich hiertegen te verweren. De juridische kosten zijn doorgaans nauwelijks te dragen. Het is mogelijk geen toeval dat deze kosten onder staatssecretaris Teeven, een van de voorvechters van het RIEC, aanzienlijk gestegen zijn. Het doel is de betreffende persoon of bedrijf te gronde te richten. Het RIEC propageert een weerbare overheid. In een rechtsstaat hoort echter een burger weerbaar te zijn. Een overheid is per definitie weerbaar.

 

  • Door deze werkwijze wordt niet alleen het in de wet opgenomen verbod op detournement de pouvoir op structurele basis overtreden. Ook de Wet bescherming persoonsgegevens, de Wet justitiële gegevens en de Wet Politiegegevens de afgelopen jaren volledig terzijde geschoven. Het systematisch overtreden van wet- en regelgeving en kijken of je ermee wegkomt, noemt het RIEC “pionieren”. In het jaarverslag 2016 van het RIEC is te lezen dat de tijd van pionieren voorbij is. De beproefde praktijken zullen nu gangbaar worden.

 

  • Uit deze en hierna volgende beschrijvingen volgt dat bevoegdheden van bestuursorganen systematisch ingezet worden voor andere doeleinden dan waarvoor deze bevoegdheden oorspronkelijk in het leven zijn geroepen. Kennelijk is hierbij uit het oog verloren dat “criminelen” geen juridisch bestaand begrip is. Het systeem van de rechtstaat werkt aldus dat iemand onschuldig gehouden wordt totdat het tegendeel bewezen is (de zogenaamde onschuldconsumptie). De crimineel die door het RIEC wordt aangepakt wordt het recht op de onschuldpresumptie kennelijk onthouden. Bestuursrechtelijke maatregelen zijn vanuit hun aard niet bedoeld om bepaalde burgers op te jagen of gek te maken, terwijl gelijksoortige overtredingen door andere burgers ongemoeid worden gelaten Hiermee is feitelijk de overtreding van het verbod op detournement de pouvoir geïnstitutionaliseerd en wordt ongelijke behandeling van gelijksoortige overtredingen het uitgangspunt van overheidsbeleid.
  • De politie is een belangrijke partner bij de bestuurlijke aanpak van “georganiseerde criminaliteit” binnen het RIEC. In het voorwoord van de handleiding “Politie: partner in de bestuurlijke aanpak” De bestuurlijke aanpak wordt daar gepresenteerd als een alternatief voor het strafrechtelijke traject:

 

“Het gaat erom dat we de crimineel zo effectief mogelijk aanpakken. De ene keer is dat via het strafrecht, de andere keer fiscaal (Belastingdienst) en soms is het bestuurlijk instrumentarium van gemeenten effectiever. Vaak is ook een combinatie mogelijk, dan worden meerdere strategieën aanvullend op elkaar ingezet. Het maakt de burger niet uit wie de crimineel aanpakt, als hij maar wordt aangepakt.”

 

 Bijlage 1: “Politie: partner in de bestuurlijke aanpak”

 

De RIEC-aanpak van Fort Oranje

  • De besluiten zullen dan ook beoordeeld dienen te worden in het licht van de RIEC-aanpak. Het motief van het RIEC is Enerzijds is dit een gevolg van afspraken met de Gemeente Rotterdam, die Engel in 2007 uitgekocht heeft. Anderzijds zijn recreatieparken aangemerkt als doelwitten omdat zij een gelegenheidsstructuur zouden vormen voor “ondermijnende criminaliteit”.

 

Bijlage 2: BN de Stem: “Foute vakantieparken in Brabant: de aanval is geopend”

 

  • De heer C. Engel en zijn vennootschappen zijn doelwit geweest van de Alijda-aanpak van de Gemeente Rotterdam. Na een strijd van bijna tien jaar, waarin middels inzet van tal van bestuurlijke en strafrechtelijke middelen aanzienlijke schade toegebracht is aan Engel, heeft de Gemeente Rotterdam uiteindelijk ter afdoening van deze strijd een overeenkomst gesloten waarbij zij de eigendommen van Engel en zijn vennootschappen gekocht heeft. Hierbij is in 2007 overeengekomen dat Engel en zijn vennootschappen van de Alijda-lijst verwijderd zou worden.

 

  • Desondanks is dit beleid voortgezet door het RIEC Zeeland-West-Brabant, vermoedelijk op initiatief van de Gemeente Rotterdam. De integrale aanpak is waarschijnlijk rond 2008-2009 begonnen. Het doel was en is om Fort Oranje te sluiten en het eigendom materieel te onteigenen. Hiertoe zijn tal van bestuurlijke middelen ingezet. Fort Oranje heeft altijd vermoed dat deze middelen met dit doel ingezet zijn, doch dit is in tal van gerechtelijke procedures (zowel bij de bestuursrechter, bij de belastingkamer als bij de civiele rechter) door de rechtspraak als een niet nader onderbouwde samenzweringstheorie weggezet.

 

  • Tot 2009 verbleven op het park vooral recreanten die vanuit Den Haag en Rotterdam hun vrije tijd doorbrachten in hun stacaravan. In 2009 is men begonnen met integrale acties op Fort Oranje, waarbij binnen RIEC-verband door de politie, belastingdienst, milieudienst, brandweer, douane, en het UWV razzia’s allerhande maatregelen zijn getroffen.
  • Uit van de brandweer via de WOB ontvangen stukken blijkt bijvoorbeeld dat de brandweer door de Gemeente Zundert onder druk is gezet om de brandveiligheidssituatie situatie op Fort Oranje af te keuren. Hiertoe zijn zelfs opzettelijk foute metingen gedaan van de bluswatercapaciteit. Uit deze stukken blijkt dat de brandweer de gemeente verzocht heeft om bij een volgende integrale actie niet meer uitgenodigd te worden, omdat de brandweer de brandveiligheidssituatie in dat geval zal goedkeuren. Zo zijn in een e-mail van 23 mei 2014 onder meer volgende opmerkingen van de brandweer te lezen:
  • “Uit mijn uitgebreide onderstaande beschreven procesgang blijkt dat er geen onderlinge afstemming is binnen de Gemeente Zundert over de inhoud van het proces, de procesgang is niet helder en het feit dat de gemeente Zundert zich niet houdt aan de gemaakte afspraak om de brandweer niet meer mee te nemen op controle. (..)”
  • “De brandweer kan ter plaatse constateren dat er wel aan de eisen uit de handreiking voldaan is, maar niet aan de vergunningsvoorschriften”
  • “De gemeente Zundert loopt door bovengenoemde punten het risico dat het doel (bevestiging/onderbouwing verweerschrift) juist onderuit gehaald wordt door de bevindingen van de brandweer en dat Fort Oranje juist in het gelijk gesteld gaat worden”.

 

  • Door de pogingen van de burgemeester van Zundert om op oneigenlijke gronden de camping te sluiten, zijn de meeste recreanten definitief van de camping verdwenen.

Bijlage 3: E-mail brandweer 23 mei 2014

 

  • Sindsdien is er een toestroom geweest van nieuw cliënteel. Fort Oranje is verworden tot een laatste toevluchtsoord voor mensen die vaak met multidisciplinaire problemen en uitzichtloze schuldsituaties te kampen hebben en die dakloos dreigen te worden. Vanuit de gemeentes Den Haag, Rotterdam maar ook Breda en Zundert zijn kansloze gevallen op grote schaal naar Fort Oranje doorgestuurd, zodat zij in ieder geval nog een dak boven het hoofd hadden.
  • Er is daarmee op Fort Oranje een concentratie van mensen ontstaan uit de onderkant van de samenleving met bijbehorende hulpbehoevendheid. Tegelijkertijd was Fort Oranje een uitkomst voor justitie die er vanuit Rotterdam en Den Haag veroordeelde criminelen huisvestten. De burgemeester van Zundert heeft in de uitzending van “Jinek” op 15 februari 2017 onomwonden toegegeven dat er vanuit verschillende overheden op grote schaal perspectiefloze groepen en veroordeelde criminelen op Fort Oranje geplaatst zijn. Ook heeft zij bevestigd wat Fort Oranje allang wist, namelijk dat haar inzet al tien jaar is om Fort Oranje te sluiten. Dit voornemen bestond dus al in de tijd dat Fort Oranje nog een vijf-sterren camping was. Verder heeft de burgemeester bevestigd dat de integrale aanpak mede verantwoordelijk is voor de huidige toestand van Fort Oranje. Dit is een understatement. Fort Oranje meent dat dit de hoofdoorzaak is.
  • Op 23 februari 2013 heeft een bespreking plaatsgevonden waarbij naast staatssecretaris Teeven ook hoofdofficier van justitie van het parket Breda mr. H.M.P. Hillenaars, burgemeester van Zundert L.C. Poppe – de Looff, gebiedsofficier Van Zetten, de politiechef West Brabant-Zeeland en de projectleider van het RIEC aanwezig waren. Op de agenda stond de situatie met betrekking tot de Gemeente Zundert en Fort Oranje. Enkele maanden na deze bespreking is op basis van volgens Fort Oranje materieel onverschuldigde belastingvorderingen in Rotterdam het faillissement aangevraagd van de moedervennootschap van Fort Oranje, Engel Beheer B.V.. De Belastingdienst Rijnmond maakt deel uit van het samenwerkingsverband. Het is uitsluitend te danken aan een enorme inspanning middels gerechtelijke procedures dat Fort Oranje tot 2017 nog niet toegeëigend was door de RIEC-partners.

 

  • Uit de karige middels WOB-verzoeken verkregen stukken, voor zover deze niet gelakt zijn, blijkt eveneens dat Fort Oranje mogelijk een sociaal experiment is. Zo is als gespreksonderwerp op de agenda de stelling dat “de overlast op vrijplaatsen aanvaardbaar is omdat de overlast zich beperkt tot een overzienbare omgeving”. Een andere stelling is dat “ vrijplaatsen het mogelijk maken om zicht en grip te houden op mensen die zich buiten de wet begeven”.

 

Bijlage 4: WOB-stukken ministerie van justitie

 

  • De aanpak van Fort Oranje door het RIEC roept noodzakelijkerwijs veel vragen op. Bij alle betrokken partijen zijn verzoeken op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens en Wet openbaarheid bestuur neergelegd. Er lopen op dit moment nog meerdere beroepsprocedures bij verschillende rechtbanken om inzage af te dwingen. Tot op heden weigeren alle partners binnen het RIEC inzage in informatie over deze samenwerking. Waarom Engel doelwit is van het RIEC, en dus aangemerkt is als “crimineel”, is tot op heden niet duidelijk. Voor zover bekend, wordt Engel niet verdacht van strafbare feiten. Engel kan misschien als excentriek en weinig conformistisch beschouwd worden, hetgeen een gevolg is van een klinisch vastgestelde psychiatrische aandoening. In een democratische rechtsstaat mag een burger afwijkend gedrag vertonen. In de nieuwe verhoudingen is dit kennelijk voldoende om doelwit van het RIEC te worden.
  • De reden dat de overheden geen openheid betrachten is ook duidelijk. De aanpak is op bepaalde punten in strijd met de grondwet, met de mensenrechtenverdragen en met de beginselen van behoorlijk bestuur. Juist het handelen in strijd met deze kernwaarden van onze samenleving maken de aanpak zo effectief. Dat de rechtstaat daarmee op onaanvaardbare wijze wordt uitgehold wordt vervolgens voor lief genomen. Het doel heiligt hier kennelijk de middelen. In een rechtsstaat is dat nou juist niet het geval.

 

  • Zulks kennelijk allemaal vanuit het vertrouwen dat de betreffende bestuursorganen wel zullen bepalen wie in onze samenleving de “good guys” zijn en wie de “bad guys” zijn. Dat is een uiterst gevaarlijke opvatting. Dit is ook exact het punt waar de rechter dient in te grijpen indien de politiek zelf de rechtstaat aan haar laars lapt. In ieder geval dient er openheid betracht te worden over de werkwijze zodat daar rechtstatelijke controle op uitgeoefend kan worden. Het kan niet zo zijn dat de bestuursorganen op de stoel van de strafrechter gaan zitten om te bepalen wie als crimineel bestempeld kunnen worden en wie niet zonder dat daarover een rechterlijke toetsing heeft plaatsgevonden.

 

Het bestreden besluit

  • Op 9 juni 2017 heeft de burgemeester van Zundert samen met de GGD een groots opgezette persconferentie georganiseerd waar de sluiting van Fort Oranje is aangekondigd. De burgemeester en de GGD hebben voor de verzamelde pers benadrukt dat er een uitgebreid herhuisvestingsplan is voorbereid zodat niemand op straat komt te staan. Volgens het conceptbesluit – voorgenomen besluit? – dient Fort Oranje op 4 augustus 2017 de deuren gesloten te hebben. De exploitatievergunning is per 15 juli 2017 ingetrokken. Fort Oranje heeft net als haar bewoners uit de media moeten vernemen dat de camping dicht gaat.

 

Bijlage 5: conceptbesluit

Bijlage 6: brief aan bewoners

 

  • Fort Oranje heeft vervolgens op 22 juni 2017 een zienswijze gegeven op dit conceptbesluit. Hierin heeft Fort Oranje te kennen gegeven tegemoet te komen aan het voornemen van het college en per 3 juli 2017 de deuren definitief te sluiten. Fort Oranje heeft de bewoners middels brieven geïnformeerd en hen, voor zover een alternatief onderkomen ontbreekt, geadviseerd met spoed contact op te nemen met de projectleider Herhuisvesting van de gemeente.

 

Bijlage 7: zienswijze Fort Oranje

Bijlage 8: brief aan bewoners

 

  • Rond 17.00 heeft de burgemeester voor de poort van Fort Oranje de bewoners toegesproken en medegedeeld dat zij overvallen is door de plotselinge sluiting van Fort Oranje. Verder stelt zij dat dit niet het plan was van de gemeente doch een jaar de tijd wenst te nemen om voor iedereen opvang of een passende oplossing te zoeken. Omdat de gemeente de zorgplicht serieus neemt, heeft zij in overleg met de regio besloten het beheer van de camping over te nemen. De burgemeester vertrekt met de mededeling dat zij “naar het gemeentehuis gaat om deze besluiten te regelen”

 

Bijlage 9: toespraak gemeente

 

  • De politie heeft samen met gemeenteambtenaren en andere diensten de volgende dag met geweld Fort Oranje in bezit genomen. Het college van Zundert heeft vervolgens bij besluit onder verwijzing naar artikel 13b Woningwet medegedeeld het beheer van Fort Oranje te hebben genomen. De heer Engel, zijn familie, een aantal werknemers en medewerkers van Fort Oranje maar ook ondergetekende als jurist hebben tegelijkertijd ter voorkoming van een ernstige verstoring van de openbare orde een gebiedsverbod gekregen.

 

  • Het besluit bestaat uit een verzameling van lastgevingen en sluitingen op uiteenlopende gronden en een besluit tot het nemen van het beheer van Fort Oranje. Dit betreft volgende besluiten:

 

  1. Fort Oranje dient binnen vier weken de overtredingen van artikel 1a Woningwet ongedaan maken door of het gebouw te herstellen, te sluiten of te slopen. Indien Fort Oranje hieraan niet voldoet, dan zal middels toepassing van bestuursdwang de desbetreffende stacaravan worden gesloten en verzegeld;
  2. Fort Oranje dient binnen vier weken de overtredingen van artikel 1b Woningwet ongedaan maken door of het gebouw te herstellen, te sluiten of te slopen. Indien Fort Oranje hieraan niet voldoet, dan zal middels toepassing van bestuursdwang de desbetreffende stacaravan worden gesloten en verzegeld;
  3. Fort Oranje dient overeenkomstig de genoemde bepalingen Wet Milieubeheer de op het terrein bevindende afvalstoffen en gevaarlijke stoffen binnen vier weken uit de inrichting (inclusief uit de bodem) te verwijderen en verwijderd te houden. Indien hieraan geen gevolg gegeven wordt, de inrichting middels bestuursdwang zal worden gesloten. De sluiting zal plaatsvinden middels het vervangen van de sloten van de inrichting en afsluiting;
  4. De op 27 juli 2012 van rechtswege verleende gebruiksvergunning op 15 juli 2017 in te trekken;
  5. Fort Oranje dient de overtreding van artikel 2, lid 1, onder a Brandveiligheidsverordening ongedaan te maken en te houden. Indien hieraan geen gevolg gegeven wordt, de inrichting middels bestuursdwang zal worden gesloten. De sluiting zal plaatsvinden middels het vervangen van de sloten van de inrichting en afsluiting;
  6. Op grond van artikel 17, lid 1 Woningwet wordt het terrein Camping Fort Oranje per 23 juni 2017 te 15.00 gesloten voor de duur van één jaar. De kosten van de sluiting zullen ten laste van de exploitant gebracht worden.
  7. De burgemeester beveelt op grond van artikel 172 lid 3 Gemeentewet de sluiting van Camping Fort Oranje per 23 juni 2017 te 15.00 uur te sluiten. De duur van de sluiting is bepaald op 1 jaar;
  8. De eigenaren van de in het besluit genoemde percelen blijven toegang houden tot hun percelen gedurende de sluiting;
  9. Het college besluit het beheer van het terrein van Camping Fort Oranje en de daarop gelegen woningen op grond van artikel 13 b Woningwet over te nemen voor de duur van een jaar na 23 juni 2017 te 15.00 uur.
  10. De burgemeester besluit op grond van artikel 2:41.1 lid 1 APV de percelen kadastraal bekend RIJSBERGEN C1509, C1742, C1745, C1805, C1931, C2321, C2337, en C 2408 te sluiten voor de duur van 1 jaar;
  11. Dit besluit wordt ingeschreven in het register van publiekrechtelijke beperkingen.

 

Bezwaargronden

  • Alvorens de hiervoor genoemde onderdelen van het besluit te bespreken, zal eerst ingegaan worden op de strijdigheden met de fundamentele beginselen van de besluitvorming en algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Deze hangen samen met drie aspecten van de besluitvorming rond Fort Oranje die tot een intrinsiek onaanvaardbaar besluit hebben geleid. Dit betreft de RIEC-aanpak van Fort Oranje en Engel, de totstandkoming van het besluit, de daarmee samenhangende innerlijke tegenstrijdigheden en het bewust buiten beschouwing laten van de eigen verantwoording van de verschillende overheden. Deze drie onderdelen hebben een overlap met elkaar, zodat het niet mogelijk is deze geheel gescheiden te bespreken.

 

De totstandkoming van het besluit en innerlijke tegenstrijdigheden

  • Dit onderdeel is het meest concrete gebrek in de besluitvorming. Het conceptbesluit van 9 juni 2017 bevat de onderdelen (a) tot en met (h) van het op 23 juni 2017 genomen besluit. Onderdeel (i), de overname van het beheer op grond op grond van artikel 13b Woningwet ontbreekt in het concept en werd op 23 juni 2017 aan het uiteindelijke besluit toegevoegd.

 

  • Met vijf verschillende sluitingsgronden is het evident dat het doel van het conceptbesluit de sluiting van Fort Oranje bewerkstelligen. En dit is wat Fort Oranje op 22 juni 2017 in haar zienswijze aangezegd heeft. Uit het conceptbesluit is niet af te leiden dat Fort Oranje op zijn vroegst vier weken na het nemen van het besluit diende te sluiten. Ook in de brief aan de bewoners van 9 juni 2017 is te lezen dat op 7 juli 2017 het besluit genomen zal worden en dat vanaf 4 augustus 2017 niet in de stacaravans gewoond mag worden. Omdat volgens het conceptbesluit de exploitatievergunning al op 15 juli 2017 ingetrokken zou worden, bestond formeel ook niet de mogelijkheid tot 4 augustus 2017 te wachten met een sluiting.

 

  • De burgemeester heeft in haar aankondiging tijdens de persconferentie samen met de GGD duidelijk aangegeven dat het besluit zorgvuldig voorbereid is en dat niemand op straat komt te staan bij de sluiting. Ook in het conceptbesluit is een volledige paragraaf (13) gewijd aan de opvang van de bewoners, waarbij nogmaals benadrukt is dat “Indien en voor zover bewoners niet in staat zijn om alternatieve opvang voor de duur van de sluiting te vinden zal de gemeente zich inspannen om opvang te regelen voor de bewoners waarbij per geval wordt bezien welke opvang passend is.”

 

  • Fort Oranje heeft in haar zienswijze gemotiveerd waarom gevolg gegeven wordt aan het voorgenomen sluitingsbevel. Na tien jaar van “getreiter en intimidatie” van het RIEC was het genoeg geweest. Daarbij was het als gevolg van de door het RIEC toegebrachte schade commercieel niet verantwoord de exploitatie nog voort te zetten. Van Fort Oranje mocht redelijkerwijs verwacht worden gevolg te geven aan het conceptbesluit. Ook mocht Fort Oranje er redelijkerwijs op vertrouwen dat hiermee gehandeld werd overeenkomstig het voornemen van het college en de burgemeester. In de rechtsstaat 2.0 blijkt dit echter anders te functioneren.

 

  • Na ontvangst van de zienswijze van Fort Oranje, volgen een aantal verbijsterende gebeurtenissen elkaar op. Men zou verwachten dat de burgemeester en het college de mededeling van Fort Oranje als een heuglijk feit verwelkomen. Na tien jaar pogingen om Fort Oranje te sluiten, heeft dit eindelijk tot het gewenste resultaat geleid. De burgemeester reageert echter in de media dat zij overvallen is door de plotselinge sluiting van Fort Oranje. Dit was volgens de burgemeester niet het plan. Volgens de burgemeester was het plan om de camping te sluiten op een zorgvuldige manier. In de brief aan de bewoners van 22 juni 2017 staat letterlijk:

 

“Dat betekent dat we een jaar de tijd nemen om voor iedereen die opvang nodig heeft, een passende oplossing te vinden. Als gemeente nemen wij onze zorgplicht serieus daarom is er in overleg met de regio besloten dat wij het beheer van de camping gaan overnemen om voor u rust te creëren en te zoeken naar een passende oplossing voor iedereen die dit nodig heeft”

 

Bijlage 10:  brief bewoners

 

  • De reactie van de burgemeester en wethouders op de zienswijze van Fort Oranje kan alleen omschreven worden als een staaltje bestuurlijk wangedrag. Nergens in het conceptbesluit noch in de brief aan de bewoners van 9 juni 2017 is te lezen dat een jaar de tijd genomen zal worden voor de sluiting en de herhuisvesting. Van Fort Oranje wordt kennelijk verwacht rekening te houden met de dubbele agenda’s van het bestuur. Onder het adagium van “U wist toch wel dat wij iets heel anders van plan waren dan wij in ons conceptbesluit hebben neergelegd? “ wordt nu de volle aanval gekozen op Fort Oranje. Het is nauwelijks mogelijk deze handelwijze te vatten in termen van strijdigheden met behoorlijk bestuur.

 

  • Nadat duidelijk werd dat Fort Oranje gevolg zou geven aan het conceptbesluit, heeft er crisisoverleg plaatsgevonden en heeft de Veiligheidsregio Midden-West Brabant de regie overgenomen. Men vreesde voor een bovenlokale ramp of crisis. Hieruit kan uitsluitend de conclusie volgen dat het conceptbesluit kennelijk dusdanig onzorgvuldig en gebrekkig voorbereid was, dat uitvoering daarvan zou leiden tot een bovenlokale crisis. Het was kennelijk niet de bedoeling dat daadwerkelijk invulling gegeven zou worden door Fort Oranje aan de door de burgemeester met groot vertoon aangekondigde sluiting.

 

  • Een redelijk handelend bestuur zou in die situatie op haar schreden terugkomen en in overleg met Fort Oranje naar een andere oplossing zoeken. Het tegendeel gebeurt. Het conceptbesluit blijft nagenoeg identiek, doch wordt aangevuld met onderdeel (i), namelijk het in beheer nemen van het terrein van Fort Oranje en de daarop bevindende gebouwen. Hiervoor wordt verwezen naar artikel 13b Woningwet. Hier vindt een staaltje powerplay en machtsmisbruik plaats. De familie Engel en haar juridische dienstverlener krijgen een gebiedsverbod opgelegd en worden op deze wijze van Fort Oranje geweerd.

 

  • Uit de motivering van het besluit volgt dat artikel 13b Woningwet wordt gebruikt om de camping open te houden in weerwil van vijf onderdelen van het besluit die nu juist de sluiting tot doel hebben. Omdat Fort Oranje dus gevolg wenste geven aan een voorgenomen besluit om de camping op vijf afzonderlijke gronden te sluiten, ontstond de noodzaak tot het nemen van een handhavingsbesluit om de camping open te houden (sic!). De burgemeester en wethouders hebben hiermee een kafkaiaanse situatie gecreëerd die onverenigbaar is met de fundamentele beginselen van een democratische rechtsstaat.

 

  • Het besluit is een verzameling van lasten en besluiten die daarbij onderling volstrekt onverenigbaar zijn met elkaar. Bij de onderdelen (a), (b), (c) en (e) is aan Fort Oranje een gunningstermijn van vier weken gegeven om uitvoering te geven aan de opgelegde lastgevingen onder aanzegging van bestuursdwang. Vervolgens wordt de camping per direct gesloten en wordt het beheer per direct In combinatie met de opgelegde gebiedsverboden wordt hiermee verhinderd dat invulling gegeven kan worden aan de bij besluit opgelegde lastgevingen. Deze handelwijze is strijdig met elk denkbaar beginsel van behoorlijk bestuur. Een bestuursorgaan kan in redelijkheid onmogelijk tot een dergelijk besluit komen.

 

  • Ook de reactie op de zienswijze van Fort Oranje onder punt 15 is onbegrijpelijk. Met de zienswijze van Fort Oranje waarin aangegeven wordt gevolg te geven aan het conceptbesluit door te sluiten is naar het oordeel van het college en de burgemeester niet aangegeven dat een einde zal worden gemaakt aan de geconstateerde overtredingen, zodat er geen aanleiding is om van handhavend optreden af te zien. Fort Oranje conformeert zich volledig aan het voorgenomen besluit, doch dit is kennelijk geen reden af te zien van handhaving. Hier valt geen redelijk woord meer tegenin te brengen. Het besluit is dusdanig strijdig met elk denkbaar fundamenteel beginsel van besluitvorming en bestuur dat dit niet in stand kan blijven.

 

Verantwoording van verschillende overheden voor ontstane situatie

  • Het tweede aspect dat in de besluitvorming consequent genegeerd is door de burgemeester en het college, is het falende beleid van verschillende overheden dat voor een niet onaanzienlijk deel verantwoordelijk is voor het ontstaan van de situatie op Fort Oranje. Het falende beleid bestaat uit enerzijds de onverantwoorde wijze waarop door het RIEC en de gemeente ingezet is op handhaving en repressie terwijl de zorgplicht voor de daar verblijvende mensen volkomen genegeerd werd. Anderzijds is een groot deel van de problemen op Fort Oranje veroorzaakt door een falend sociaal beleid.

 

  • De eerste stappen naar een verloederd Fort Oranje zijn, zoals hierboven beschreven, de vele handhavingsacties en pogingen om tot een sluiting te komen. In 2011 is als gevolg van een sluitingspoging de helft van de “echte” recreanten vertrokken met achterlating van stacaravans en inboedel.

 

Bijlage 11: artikelen BN de Stem over sluitingspogingen in 2009 en 2011

 

  • Na het vertrek van een groot deel van de recreanten blijft Fort Oranje achter met een paar honderd inmiddels acht jaar leegstaande stacaravans. Deze leveren de inmiddels beruchte plaatsjes op van een verloederde camping. In de uitzending van Jinek van 15 februari 2017 bevestigt de burgemeester dat haar handelen de situatie op Fort Oranje verslechterd heeft. Dit is voorzichtig uitgedrukt, want zij staat aan de wieg van de huidige toestand van Fort Oranje. Tegelijkertijd is door het vertrek van de meerderheid van de betalende campinggasten de omzet gedecimeerd. Over middelen om te investeren beschikt Fort Oranje nog maar nauwelijks.

 

  • De gewone recreanten hebben door het falende handhavingsbeleid plaats gemaakt voor een ander publiek. Fort Oranje wordt een last resort voor groepen mensen die door een falend sociaal beleid in de knel zijn gekomen. Als bijlage 8 bij het besluit is door verweerster het rapport van de GGD “De Schaduwzijde van Zelfredzaamheid” overgelegd. De titel zelf wijst al op de verantwoording van een falend beleid. Hierin is beschreven welke groepen bewoners op Fort Oranje verblijven.

 

  • Naast recreanten, seizoenarbeiders en migranten, zijn er drie categorieën bewoners waarvoor dezelfde overheden die nu met Fort Oranje en Engel afrekenen, zelf verantwoordelijk zijn. Deze groepen mensen zijn door de overheden die in de media een grote broek aantrekken in de steek gelaten en afgeschoven op Fort Oranje. De omstandigheden van deze mensen zijn door de armoede vaak erbarmelijk. Hun problemen hangen niet samen met de omstandigheden Fort Oranje (p.26):

 

  • Categorie (d) zijn de mensen die op zwarte lijsten staan. Dit zijn mensen die op straat gezet zijn, waaronder ook gezinnen waarvan de woning door burgemeester Depla – het voorbeeld van het RIEC- beleid (hard, harder en hardst) – op straat gezet zijn na het aantreffen van wietplantjes.

 

  • De tweede categorie (d) betreft mensen met een reclasseringsachtergrond. Afgestrafte gedetineerden die nergens geplaatst konden worden zijn vanuit het hele land door de Reclassering naar Fort Oranje gestuurd.

 

  • Dan is er nog een laatste categorie mensen die volgens de GGD over de rand van de samenleving gevallen zijn omdat de overheid haar zorgplicht niet is nagekomen. Het betreft een groep die leeft in echte armoede en vaak een lage IQ hebben of een verstandelijke handicap. De GGD zegt over deze groep dat zij zonder Fort Oranje op straat zouden leven.

 

  • De GGD bevestigt in haar rapport dat falend sociaal beleid de oorzaak is van problemen op recreatieoorden als Fort Oranje. In het rapport wordt de verantwoording bij de gemeenten neergelegd: Onder hoofdstuk 4.5 Ethische dilemma’s rond humaniteit is beschreven dat de Nederlandse maatschappij en haar zorgsysteem voor bepaalde groepen mensen te complex is ingericht. Door het ontbreken van een bepaalde mate van geletterdheid en digitale vaardigheden wordt er een grote druk gelegd op het zelf oplossend vermogen van mensen en op hun sociale netwerk dat als eerste vangnet fungeert bij problemen. De GGD stelt vast dat het voor mensen die door allerlei oorzaken niet in ons maatschappelijk systeem passen, het heel moeilijk is een plaats te vinden in onze samenleving en ligt armoede op de loer.

 

  • De GGD stelt ook vast dat gemeenten vanuit onmacht om groepen structureel te laten aansluiten campings als Fort Oranje in stand houden omdat ze voorzien in een behoefte. Volgens de GGD vereist armoede een armoedebeleid door de gemeenten dat de positie van armen structureel verbetert. De GGD wijst erop dat in Nederland één miljoen mensen in armoede leven.

 

  • Een andere pijnlijke vaststelling die de GGD doet, is dat de bewoners van Fort Oranje vaak al een lange hulpverleningscarrière achter de rug hebben en in een schijnbaar uitzichtloze situatie verkeren. De concentratie van problematiek vereist een andere aanpak die recht doet aan de behoeften van specifieke doelgroepen. De GGD concludeert: “Het lijkt erop dat er toevluchtsoorden nodig zijn in onze maatschappij. Camping Fort Oranje is voor bepaalde groepen mensen een toevluchtsoord.” Dat een falend beleid verantwoordelijk is voor de situatie op Fort Oranje, benadrukt de GGD met volgende opmerking:

“De bevindingen van deze beschrijvende foto laten de schaduwkant zien van landelijk beleid op zelfredzaamheid en het trage proces om te komen tot maatwerk in aanpak en ontschotting van overheid en organisaties in onze maatschappij”

 

  • De GGD heeft vervolgens nog forse kritiek op het door de overheden gevoerde beleid met betrekking tot Fort Oranje:

 

“De nadruk en investering van de overheid in de aanpak op Fort Oranje ligt nu vooral op de repressieve kant en is gericht op ondermijning en criminaliteit in Brabant. De aandacht voor de gezondheid- en sociaal maatschappelijke kant (van vaak kwetsbare bewoners) is onderbelicht.’

 

  • Deze constatering van de GGD wordt door Fort Oranje onderschreven. De gemeente en andere overheden hebben alle inspanningen uitsluitend gericht op het middels inzet van repressie en handhaving ondermijnen van Fort Oranje. Dit is het resultaat van volstrekt cynisch RIEC-beleid, gericht op repressie zonder oog te hebben voor de aanpak van de echte problemen. Fort Oranje is jarenlang door dezelfde overheden opgezadeld met grote groepen hulpbehoevende mensen die volstrekt in de steek gelaten zijn. Burgemeesters als Poppe-de Looff en Depla van Breda hebben zich herhaaldelijk in de media uitlatingen gedaan dat Engel en Fort Oranje over de rug van weerloze mensen geld verdienen. Tegen de achtergrond van de verantwoording die deze overheden zelf dragen, zijn dit soort opmerkingen grotesk. Zo ook de opmerking in het besluit (p28):

 

“Dit is van belang omdat de exploitant geen enkele blijk heeft gegeven begaan te zijn met de bewoners van Camping Fort Oranje, dan wel voornemens te zijn om van Fort Oranje een gezonde, veilige en leefbare omgeving te maken”.

 

  • Terwijl de gemeenten met de nieuwe RIEC-filosofie alle inspanningen richten op een nieuwe war on crime, is nimmer enige blijk gegeven tot het nemen van enige verantwoording voor het lot van deze mensen. Tegelijkertijd wordt aan Fort Oranje verweten zich niet in te zetten voor deze groepen. Dit terwijl Fort Oranje een last resort geboden heeft voor mensen die door een falende overheid in de steek zijn gelaten. Het was eenvoudiger deze door te sturen naar Fort Oranje dan daadwerkelijk de hulp te bieden die hen toestaat. Zoals de GGD overweegt: “Het is Fort Oranje of op straat leven”. Met de uitspraken van minister Asscher van Sociale Zaken en andere beleidsdragers ontkennen zij volledig hun eigen verantwoordelijkheid. Blijkbaar is het oncomfortabel om vast te moeten stellen dat de situatie op Fort Oranje grotendeels het gevolg is van falend bestuur.

 

  • De context van de verantwoording van verschillende overheden die volgt uit het hetgeen hiervoor beschreven is, maakt de aanpak en sluiting van Fort Oranje onbegrijpelijk. De vraag is gerechtvaardigd waarom de verschillende overheden Fort Oranje niet ondersteund hebben bij het opvangen van deze groepen mensen en het verbeteren van de omstandigheden op Fort Oranje? Waarom is er uitsluitend ingezet op repressie en het zoeken naar aanknopingspunten tot sluiting terwijl de GGD vaststelt dat plekken als Fort Oranje noodzakelijk zijn? Voor welk probleem is de sluiting precies een oplossing? De bewoners en hun problemen verdwijnen immers niet door de sluiting. Ook de GGD gaat in haar rapport (hoofdstuk 5) uit van het verbeteren van de omstandigheden op Fort Oranje in plaats van een De gemeente heeft het tegenovergestelde bewerkstelligd door in te zetten op repressie en sluiting.

 

  • De conclusie die uit het hiervoor gestelde volgt, is dat bij het nemen van het besluit de eigen verantwoording en falen van de verschillende overheden volledig buiten beschouwing is gelaten. Er heeft dan ook geen evenwichtige belangenafweging plaatsgevonden op basis van de juiste feiten. De in het besluit gevolgde redenering en motivering is in deze context volstrekt onbegrijpelijk. De belangen van Fort Oranje en de bewoners zijn niet daadwerkelijk in de afweging meegenomen. Verder blijkt uit het hiervoor gestelde dat het besluit strijdig is met het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel. Er zijn geen alternatieve minder ingrijpende oplossingen daadwerkelijk in ogenschouw genomen. Zoals de burgemeester het feilloos verwoord heeft bij Jinek: “Ik ben al tien jaar bezig Fort Oranje te sluiten.” Met het sluiten van Fort Oranje is echter geen enkel probleem opgelost. Immers, armoede bestrijdt men niet door bedelaars te verbieden. Voor de op Fort Oranje verblijvende personen die zich aan criminele feiten schuldig maken, geldt hetzelfde. Het probleem wordt hoogstens verplaatst, niet opgelost.

 

De RIEC-aanpak en de gevolgen voor dit besluit

  • Zoals hiervoor uitgebreid is toegelicht, zijn Fort Oranje en Engel al jarenlang doelwit van RIEC-beleid. In de afgelopen tien jaar is geen gelegenheid voorbij laten gaan om Engel en Fort Oranje aan te pakken met alle mogelijke middelen. We zien in deze casus wat de door politici zo geprezen integrale aanpak in de praktijk betekent. Indien een persoon of bedrijf in het vizier van de RIEC komt, wordt zonder een met waarborgen omgeven procedure een integraal overheidsapparaat losgelaten waar een burger zich nauwelijks tegen kan verweren. We zien hier de “weerbare overheid”, de “georganiseerde overheid” die volledig losgaat op individuele burgers en bedrijven.

 

  • Ook dit besluit is het product van deze oorlogsmachine die slechts één doel heeft, en dat is het ten gronde richten van in dit geval Engel en Fort Oranje. Als de gebruikte methodes nader beschouwd worden, kan vastgesteld worden dat Engel en Fort Oranje feitelijk rechteloos gemaakt zijn. Politie en justitie gebruiken hun bevoegdheden uitsluitend om aanknopingspunten te zoeken voor een strafrechtelijke aanpak.

 

  • De Belgische politie is op initiatief van het RIEC zonder reëel aanknopingspunt ingezet om huiszoeking te doen naar de aanwezigheid van een wietplantage in de woning van Engel. De doorzoeking bleek achteraf onterecht. De gemeente Zundert heeft met de Belastingdienst de curator van Engel Beheer B.V. financieel ondersteund om handvatten te creëren voor een strafrechtelijke aanpak. Politieagenten mogen volgens de RIEC-filosofie – bevoegdheden zijn er om misbruikt te worden – misdrijven plegen. Zo zijn zonder recht of titel door de politie administratieve stukken toebehorend aan Fort Oranje uit een auto ontvreemd. Er is gezocht naar bewoners die anoniem belastende verklaringen bij de politie wilden afleggen waarbij verdachtmakingen zijn gecreëerd waarvoor geen enkele concrete aanwijzing bestaat. Zo zou Engel knokploegen inzetten om huur te innen en andere fantasieverhalen.

 

  • Anderzijds konden Engel en Fort Oranje geen aanspraak maken op de bijstand van politie en justitie. In de gevallen waarin Fort Oranje aangifte gedaan heeft van strafbare feiten, is nimmer enig gevolg gegeven. Fort Oranje heeft door de jaren heen herhaaldelijk om ondersteuning gevraagd om bepaalde misstanden op de camping aan te pakken. Er zijn herhaaldelijk brieven gezonden aan de hoofdofficier van justitie omdat de politie niet wenste te acteren op meldingen.  Er zijn voorvallen waarbij Fort Oranje probeert ongewenste gasten “de travellers” te weigeren waarbij bewust politiebijstand is onthouden. Engel is mishandeld en bedreigd, welke aangifte afgedaan is als een “fake-aangifte”. Dit terwijl de dader bekend was. Dit geldt ook voor aangiftes van brandstichting waarbij bewijsmateriaal en de dader is aangeleverd. Een en ander doet vermoeden dat bewust pogingen gedaan zijn van de zijde van de RIEC-partners om excessen te creëren zodat de sluiting gefaciliteerd kon worden.

 

Bijlage 12: brieven aan de hoofdofficier van justitie

Bijlage 13: krantenartikelen “Travellers”

 

  • In de aanpak van RIEC-doelwitten is kennelijk alles geoorloofd. Door de jaren heeft Fort Oranje herhaaldelijk pogingen gedaan om met de gemeente in gesprek te komen over een oplossing. Fort Oranje en Engel worden echter niet beschouwd als gesprekspartners. Er zijn meerdere plannen door externe bureaus ontworpen om het recreatiepark te verbeteren of een andere bestemming te vinden. In tegenstelling tot de beweringen van de burgemeester en de stellingen in het besluit is er nimmer een poging gedaan om in dialoog te gaan. Met Fort Oranje is uitsluitend gecommuniceerd in de vorm van handhavingsbesluiten en andere repressieve middelen. Er is een heksenjacht georganiseerd waarbij geen enkele rekening gehouden hoeft te worden met de belangen van Engel of Fort Oranje. In het boek “De Achterkant van Nederland” wordt dat “gemopper” van advocaten genoemd (sic!). Alles is kennelijk geoorloofd om schade toe te brengen en daar wordt zelfs niet geheimzinnig over De rechtsstaat is hier buiten werking gesteld en dat is kennelijk niet meer dan een onbeduidend detail. Dit terwijl onduidelijk is wat nou precies aan Engel of Fort Oranje wordt verweten. Na jaren van talrijke pogingen om strafrechtelijke handvatten te creëren is het evident dat Engel en Fort Oranje zich niet met strafrechtelijk relevante zaken bezig houden. Maar met dit soort details houdt de Taskforce zich niet bezig. Het is immers oorlog en de aanval op “foute recreatieparken in Brabant” is geopend. En als daarbij onschuldigen sneuvelen is dat kennelijk collatoral damage.

 

  • De inbezitneming van Fort Oranje is het sluitstuk van de RIEC-aanpak. Het doel van deze inbezitneming is evident. Hier wordt geprobeerd de onroerende zaken van Fort Oranje feitelijk te onteigenen. De burgemeester heeft zich eerder uitgelaten tegenover de journalist Hessel de Ree van BN de Stem dat Engel geen cent mag overhouden aan Fort Oranje. Ook het door het EVRM en Grondwet beschermde eigendomsrecht is ondergeschikt gemaakt aan deze Mocht hieraan getwijfeld worden, dan wijst Fort Oranje naar de tweet Van VVD-lid Gruijthuijsen van 23 juni 2017:

“Zo, naar aanleiding van vragen van VVD-Brabant zeer tevreden met uitspraak van de commissaris van de Koning. Lijn is geen cent naar deze Engel.”

  • Dit soort uitspraken en opvattingen van politici nemen inmiddels de vorm aan van een volkstribunaal, waarin de wettelijke rechten en aanspraken van Engel en Fort Oranje er niet meer toe doen. Zij zijn ontdaan van rechten die in een rechtsstaat voor alle burgers vanzelfsprekend behoren te zijn. Dit soort uitspraken passen naadloos in het gedachtengoed dat aan de geïntegreerde aanpak ten grondslag ligt. Hier wordt het criterium gehanteerd dat alles mag wat kan in plaats de rechtsstatelijke opvatting die hier verwacht mag worden dat een overheid alles kan wat mag. De wet en het recht horen de grenzen aan te geven van het handelen, niet de vraag of men ermee wegkomt of niet. Een overheid die de wet en het recht terzijde schuift, verliest haar legitimiteit.

 

De consequenties van de RIEC-aanpak bij de beoordeling van de rechtmatigheid van dit besluit zijn tweeërlei. Enerzijds is het besluit tot stand gekomen met het kennelijke doel schade toe te brengen aan Fort Oranje en Engel waarbij de gerechtvaardigde belangen van beiden volledig buiten beschouwing zijn gelaten. Het besluit is op deze grond al onrechtmatig. Anderzijds dient met argwaan gekeken te worden naar de aangevoerde onderbouwing van de verschillende besluiten. De diensten die een bijdrage geleverd hebben aan deze besluiten, maken immers deel uit van de integrale aanpak. De bevoegdheden zijn dan ook niet ingezet met het doel de diverse regelgeving te handhaven doch om een sluiting te kunnen rechtvaardigen. De nodige argwaan dient derhalve in acht genomen te worden alvorens uitgegaan kan worden van de juistheid van de stellingen en constateringen van diverse diensten.

 

De bezwaargronden tegen de verschillende onderdelen van het besluit

  • Vooraf dient opgemerkt te worden dat Fort Oranje benadeeld is in haar bewijspositie doordat aan het bestuur van Fort Oranje en haar jurist een gebiedsverbod is gegeven. Daarnaast zijn de kantoorruimtes van Fort Oranje middels braak inbezitgenomen. Tot op heden is geweigerd de toegeëigende administratie met alle documentatie en stukken met betrekking tot de camping te restitueren. Hiermee is Fort Oranje ernstig benadeeld in de mogelijkheden bepaalde punten nader te onderbouwen met bewijsmiddelen.
  • Hierna zal eerst ingegaan worden op onderdelen (a), (b), (f) en (i) van het besluit. Deze onderdelen zijn verbonden met overtredingen van artikel 1a en 1b Woningwet. Zoals hierna zal blijken, is een onjuist beeld geschetst. Het eerste (a) en tweede (b) onderdeel van het besluit betreft de volgende lastgevingen:

 

“Fort Oranje dient binnen vier weken de overtredingen van artikel 1a Woningwet ongedaan maken door of het gebouw te herstellen, te sluiten of te slopen. Indien Fort Oranje hieraan niet voldoet, dan zal middels toepassing van bestuursdwang de desbetreffende stacaravan worden gesloten en verzegeld;”

 

“Fort Oranje dient binnen vier weken de overtredingen van artikel 1b Woningwet ongedaan maken door of het gebouw te herstellen, te sluiten of te slopen. Indien Fort Oranje hieraan niet voldoet, dan zal middels toepassing van bestuursdwang de desbetreffende stacaravan worden gesloten en verzegeld;”

 

 

  • Artikel 1a Woningwet bepaalt, kort gezegd, dat de eigenaar of beheerder dient zorg te dragen dat door de staat van een bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid Artikel 1b Woningwet verbiedt het, kort gezegd, een bestaand bouwwerk, open erf of terrein in een staat te brengen, te laten komen of te houden in strijd met bouwvoorschriften. In de media is door de burgemeester en de GGD naar buiten gebracht dat de staat van de stacaravans waar door Fort Oranje bewoners ondergebracht zijn, in mensonterende staat verkeren.

 

  • Als bijlage bij het besluit bevinden zich de inspectierapporten van de inspecteurs van bouw- en woningtoezicht die op 10 mei 2017 268 bewoonde stacaravans gecontroleerd hebben. Uit deze rapporten komt naar voren dat van de 166 stacaravans waarbij een overtreding van artikel 1a Woningwet vastgesteld is, dit in 135 gevallen een onbewoonde stacaravan betrof. Van de 268 bewoonde stacaravans is in 31 gevallen een overtreding geconstateerd. Dit Betekent dat van de bewoonde stacaravans er bij 237 geen overtreding van artikel 1a Woningwet is vastgesteld. Dit houdt in dat bijna 90 % van de bewoonde stacaravans in orde bevonden zijn op dit punt. Daarbij komt dat het in veel gevallen slechts een kleine aanpassing nodig is om de overtreding op te heffen.

 

  • Wat de overtredingen van artikel 1b Woningwet betreft, is het beeld niet veel anders. Bij inspectie van de op dat moment 268 bewoonde stacaravans, zijn er in 33 gevallen een overtreding Woningwet 1b geconstateerd. Daarvan zijn er 17 gevallen waarbij ook een overtreding van artikel 1a Woningwet is geconstateerd. Vaak betreft dit de aanwezigheid van bijvoorbeeld rommel in de tuin.

 

  • De conclusie uit het hiervoor gestelde is dat 225 van de 268 bewoonde stacaravans volledig voldeden aan de eisen van artikel 1a en 1b Woningwet. Dit is 85% van de bewoonde stacaravans. De geconstateerde overtredingen bevinden zich dus hoofdzakelijk bij de leegstaande wagens die in 2009 en 2011 zijn achtergelaten na de sluitingspogingen van de burgemeester. Deze cijfers zijn daarmee beduidend minder dramatisch dan de burgemeester tijdens haar media-optredens heeft willen doen geloven. Het is niet zonder reden dat in het besluit geen onderscheid gemaakt is tussen bewoonde en onbewoonde stacaravans.

 

  • Fort Oranje had binnen de gunningstermijn van vier weken zonder veel inspanningen aan deze lasten kunnen voldoen. De leegstaande wagens behoefden immers slechts afgesloten en verzegeld te worden. Door het opleggen van een gebiedsverbod en inbezitneming van Fort Oranje is echter geen mogelijkheid geboden aan deze last te voldoen. Zoals hierboven is toegelicht, is dit in strijd met de fundamentele beginselen van behoorlijk bestuur.

 

  • Onderdeel (f) betreft de sluiting van het terrein Camping Fort Oranje op basis van artikel 17 Woningwet:

 

“Op grond van artikel 17, lid 1 Woningwet wordt het terrein Camping Fort Oranje per 23 juni 2017 te 15.00 gesloten voor de duur van één jaar. De kosten van de sluiting zullen ten laste van de exploitant gebracht worden. “

 

  • In artikel 17 Woningwet is volgende bepaald:

 

 Lid 1: Indien herhaaldelijke overtreding van artikel 1a of artikel 1b naar het oordeel van het bevoegd gezag gepaard gaat met een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de gezondheid of de veiligheid, kan het bevoegd gezag besluiten dat gebouw, open erf of terrein te sluiten. Het bevoegd gezag kan van de overtreder de ingevolge artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigde kosten invorderen bij dwangbevel.

Lid 2: Het bevoegd gezag bepaalt in het besluit, bedoeld in het eerste lid, de duur van de sluiting.

 

  • In het besluit is de sluiting gemotiveerd met de stelling dat zich op het terrein Camping Fort Oranje op structurele basis overtredingen van artikel 1a en 1b Woningwet voordoen. Hier wordt in het besluit echter een inconsistente argumentatie gevolgd met een onjuiste uitleg van deze bepalingen.

 

  • Voor toepassing van deze bepaling moet voldaan zijn aan de volgende criteria:

 

  • Er moet sprake zijn van een herhaalde overtreding van artikel 1a of 1b Woningwet;
  • Deze moet gepaard gaan met een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de gezondheid of veiligheid;

 

  • In het besluit worden een viertal handhavingsbesluiten tussen 2010 en 2015 genoemd waaruit de herhaling van overtreding van artikel 1a en 1b van de Woningwet zou moeten blijken. Het eerste besluit is uit 2010 en ziet op het aantreffen van een aantal hennepkwekerijen in meerdere stacaravans. Onduidelijk is welke overtreding bedoeld wordt met het tweede genoemde besluit. Vermoedelijk ziet dit op het aanbrengen van een sleutelkluis ten behoeve van de Brandweer. Het derde genoemde besluit ziet op het vrijkomen van asbest na een brand in een bouwwerk en het laatste genoemde betreft het vellen van een boom die mogelijk op omvallen stond en daarmee een gevaar zou vormen.

 

  • Los van het feit dat de genoemde voorbeelden nauwelijks kunnen overtuigen dat er sprake is van herhaalde overtredingen van de Woningwet 1a en 1b – in zeven jaar tijd vier overtredingen op een inrichting van 24 hectare – is het de vraag of deze voorbeelden overeenkomen met hetgeen in artikel 17 Woningwet als herhaalde overtredingen beschouwd kan worden. Hier worden overtredingen van bouwwerken gemengd met overtredingen 1a en 1b van niet-bouwwerken.

 

  • Volgens de Woningwet is iets een bouwwerk, open erf of een terrein. De Woningwet zelf geeft geen definitie van “terrein” doch het Bouwbesluit 2012 biedt uitkomst. Hier wordt “terrein” gedefinieerd als:

“een bij een bouwwerk behorend onbebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, niet zijnde een erf;”

 

  • In het besluit is gesteld dat er sprake is van herhaalde overtredingen van artikel 1a en 1b Woningwet met betrekking tot het terrein Camping Fort Oranje alsmede alle daarop gelegen individuele stacaravans (zijnde gebouwen als bedoeld in artikel 17 Woningwet). Volgens de geldende definitie kunnen zich op een terrein geen bouwwerken bevinden. Op dat moment zijn het bouwwerken en is het geen terrein meer. Hier dient vastgesteld te worden dat “het terrein Camping Fort Oranje” niet als terrein in de zin van de Woningwet begrepen kan worden. Het “terrein Fort Oranje” is in de zin van de Woningwet bebouwd, en kan dan ook niet als zodanig op basis van artikel 17 van de Woningwet gesloten worden.

 

  • Fort Oranje is door het college en door andere diensten steeds bestempeld als een “woonwijk” hetgeen op zichzelf geen geheel onjuiste benadering is. Het is niet de bedoeling van de wetgever geweest om de bevoegdheid te geven om hele woonwijken te sluiten omdat bij een aantal bouwwerken overtredingen zijn geconstateerd. De strekking van deze bevoegdheid is om individuele bouwwerken te sluiten bij herhaalde overtreding van artikel 1a en 1b Woningwet. De Woningwet heeft als doel de naleving, handhaafbaarheid en handhaving van de bouwregelgeving. De uitleg die het college geeft aan deze bepaling, heeft tot gevolg dat 225 bouwwerken die geen enkel gebrek hebben gesloten worden op basis van de Woningwet.

 

  • Een ander probleem is dat de geadresseerde de eigenaar of degene die uit andere hoofde bevoegd is met betrekking tot het bouwwerk. Veel van de geconstateerde overtredingen betreffen stacaravans met een andere eigenaar dan Fort Oranje. Ook al is er geen sprake van een kadastrale horizontale splitsing van de opstallen, het is wel van aanvang aan tussen partijen beoogd. Een splitsing kan overigens ook door verjaring ontstaan. Dit betekent dat per stacaravan onderzocht dient te worden wie als overtreder beschouwd kan worden. Dit is niet in alle gevallen Fort Oranje.

 

  • Overigens is ook de argumentatie inconsistent. In het besluit wordt verwezen naar de in de bijlage 22 genoemde Dit betreft overtredingen aan de bouwwerken die zich op Fort Oranje bevinden en niet aan een “terrein”.

 

  • De uitzondering die in het besluit gemaakt is voor eigenaren van aparte percelen omdat zij hun stacaravans goed onderhouden en niet bijdragen aan de bedreiging voor de leefbaarheid en het gevaar voor de gezondheid op Camping Fort Oranje is in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Er zijn namelijk tal van eigenaren van stacaravans die geen eigenaar zijn van de grond, die eveneens hun stacaravan goed onderhouden en niet bijdragen aan de bedreiging voor de leefbaarheid en het gevaar voor de gezondheid. Dat zij geen eigenaar zijn van het perceel waar hun stacaravan staat, kan geen doorslaggevend criterium zijn.

 

  • Gelet op het hiervoor gestelde, gaat het college hier dus uit van een onjuiste wetsinterpretatie, een inconsistente motivering en argumentatie. Daarnaast is de uitleg en toepassing niet verenigbaar met het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel. Dat honderden mensen hun woonruimte verliezen op grond van de Woningwet terwijl vast staat dat 85 % van de bouwwerken geen enkel gebrek vertoont, is een onaanvaardbare uitkomst. Het besluit kan dan ook niet in stand blijven.

 

  • Deze conclusie heeft ook vergaande consequenties voor het volgende te bespreken onderdeel van het besluit, namelijk (i) de “inbeheerneming”.

 

“Het college besluit het beheer van het terrein van Camping Fort Oranje en de daarop gelegen woningen op grond van artikel 13 b Woningwet over te nemen voor de duur van een jaar na 23 juni 2017 te 15.00 uur.”

 

  • In artikel 13b Woningwet is navolgende bepaald:

 

Artikel 13b

  • Onder beheer wordt in dit artikel verstaan het aan derden in gebruik geven van een gebouw, open erf of terrein, het innen van de huurpenningen namens de eigenaar of degene die tot ingebruikgeving bevoegd was alsmede het verrichten van alle handelingen met betrekking tot dat gebouw, open erf of terrein die volgens het burgerlijk recht tot de rechten en plichten van een eigenaar behoren met uitzondering van vervreemden en bezwaren.
  • Het bevoegd gezag kan degene die als eigenaar of uit anderen hoofde bevoegd is tot het in gebruik geven van een gebouw, open erf of terrein, verplichten om het gebouw, open erf of terrein in beheer te geven aan het bevoegd gezag, aan een persoon die uit hoofde van beroep of bedrijf op het terrein van de huisvesting werkzaam is, of aan een op dat terrein werkzame instelling, dan wel in gebruik te geven aan een andere persoon dan degene die als gevolg van een sluiting als bedoeld in onderdeel b het gebruik van het gebouw, open erf of terrein heeft moeten staken, indien:
  1. ter zake van een overtreding van artikel 1aof artikel 1b die naar het oordeel van het bevoegd gezag gepaard gaat met een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de gezondheid of de veiligheid, een opgelegde last onder dwangsom niet heeft geleid tot het ongedaan maken of beëindigen van die overtreding, of
  2. het gebouw, open erf of terrein op grond van artikel 17, dan wel het gebouw op grond van artikel 174a van de Gemeentewet, een verordening als bedoeld in artikel 174 van die wetof artikel 13b van de Opiumwet is gesloten.
  3. Het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de uitvoering van de verplichting een gebouw, open erf of terrein in beheer of gebruik te geven, bedoeld in het tweede lid.
  4. Indien het gebouw, open erf of terrein noodzakelijke voorzieningen of aanpassingen behoeft om weer op redelijke wijze tot bewoning of gebruik te kunnen dienen, kan het bevoegd gezag besluiten, al dan niet gelijktijdig met het besluit, bedoeld in het tweede lid, dat degene aan wie het beheer is gegeven binnen een bepaalde termijn die voorzieningen of aanpassingen uitvoert. De uitvoering van deze voorzieningen of aanpassingen geschiedt op kosten van degene tot wie het in het tweede lid bedoelde besluit is gericht.
  5. Het is degene tot wie een besluit als bedoeld in het tweede lid is gericht, verboden gedurende de termijn waarvoor een gebouw, open erf of terrein in beheer is gegeven beheershandelingen te verrichten.
  6. Degene aan wie het beheer is gegeven, stelt na overleg met degene tot wie het in het tweede lid bedoelde besluit is gericht, de huurprijs vast op een bedrag dat redelijk is in het economische verkeer en voldoet aan de voor de betreffende huurprijs geldende wettelijke regels.
  7. Indien degene ten aanzien van wie een beheermaatregel als bedoeld in het tweede lid van kracht is artikel 1aof 1b overtreedt ten aanzien van een ander gebouw, open erf of terrein dan waarvoor de maatregel is opgelegd, en die overtreding gaat naar het oordeel van het bevoegd gezag gepaard met een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de gezondheid of de veiligheid, kan het bevoegd gezag diegene ten aanzien van dat andere gebouw, open erf of terrein een beheermaatregel als bedoeld in het tweede lid opleggen.
  8. Het bevoegd gezag beëindigt het beheer
  9. zodra de overtreding van artikel 1aof artikel 1b en de bedreiging van de leefbaarheid of het gevaar voor de gezondheid of veiligheid naar zijn oordeel zijn beëindigd;
  10. indien van toepassing, de noodzakelijke voorzieningen of aanpassingen, bedoeld in het vierde lid, zijn getroffen, en
  11. de beheervergoeding, bedoeld in artikel 14, tweede lid, en de verschuldigde kosten voor het treffen van de voorzieningen of aanpassingen, bedoeld in het vierde lid, zijn voldaan.

 

  • De wijze waarop het college deze bevoegdheid toegepast heeft, stuit op meerdere bezwaren. De inbeheerneming is om te beginnen in strijd met het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel en is onverenigbaar met de overige onderdelen van het besluit. Verder is er het obstakel dat  de bevoegdheid niet toegepast kan worden op “het terrein Fort Oranje”. Een ander onoverkomelijk bezwaar is dat de bevoegdheid gebruikt wordt voor doeleinden die in strijd zijn met de Woningwet. Ook is een probleem dat de situatie waarvoor dit artikel bedoeld is, zich hier evenmin voordoet. Het college is bij het uitoefenen van deze bevoegdheid wel heel creatief te werk gegaan. Zoals hierna zal blijken, is de verwijzing naar deze bevoegdheid de enige verbinding met deze bepaling.

 

  • Een eerste bezwaar is dat er sprake is van strijdigheid met het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel. Aan Fort Oranje is in de eerste twee onderdelen van het besluit (a) en (b) een gunningstermijn gegeven om de gebreken op te heffen. Deze gelegenheid is door de onaangekondigde inbezitneming niet gegund. Uit niets blijkt dat Fort Oranje daadwerkelijk aangezet en in de gelegenheid gesteld is tot het herstellen van de overtredingen. Dit geldt ook voor het ontbreken van enige dossieropbouw waarmee aannemelijk gemaakt wordt dat de overtredingen herhaaldelijk zijn. Dit is volgens de Kamerstukken een vereiste voor toepassing van deze bevoegdheid:

 

“Vanuit het oogpunt van proportionaliteit en subsidiariteit moet de gemeente de eigenaar eerst aanzetten tot het staken van de overtredingen en het eventueel laten verrichten van werkzaamheden aan of op het betreffende gebouw,  open erf of terrein. De gemeente bouwt een dossier op waarin de geconstateerde overtredingen, de opgelegde sancties en de reacties van de eigenaar zijn vastgelegd. Op grond hiervan zal de gemeente aannemelijk moeten maken dat de overtredingen bij de eigenaar herhaaldelijk zijn  en dat niet te verwachten valt dat deze zijn gedrag zal aanpassen”

 

  • Evenmin past een besluit tot het nemen van beheer met de aankondiging van de sluiting door Fort Oranje. Immers door gevolg te geven aan het sluitingsbesluit, is elk belang tot inbeheergeving ontvallen. Het herhuisvesten is immers geen legitiem belang om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Feitelijk is door Fort Oranje aangekondigd de onderneming te staken. Hiermee kon van een herhalingsgevaar voor nieuwe overtredingen geen sprake zijn. Door de inbezitneming wordt de onderneming thans voortgezet door de overheid. Hier is een heel merkwaardige situatie ontstaan.

 

  • Vervolgens is het probleem dat de verplichting tot overdracht van het beheer ook hier betrekking heeft op een gebouw, open erf of terrein. Camping Fort Oranje is geen terrein in de zin van de Woningwet. De bevoegdheid kan net als bij artikel 17 Woningwet gebruikt worden voor individuele bouwwerken doch niet voor een grondstuk. Hier zijn dezelfde bezwaren van toepassing als beschreven onder artikel 17 Woningwet. Per stacaravan zal bekeken dienen te worden of er sprake is van een herhaalde overtreding van artikel 1a of 1b Woningwet. Een “woonwijk” kan niet middel artikel 13b Woningwet in beheer genomen worden.

 

  • Een derde probleem is de wijze waarop het college zonder enige vooraankondiging Fort Oranje in bezit genomen heeft. Artikel 13b Woningwet geeft de bevoegdheid om de eigenaar of beheerder te verplichten om een het gebouw, open erf of terrein in beheer te ge Dit betekent dat er sprake is van een verplichte overdracht van het beheer. Zo in de memorie van toelichting (p. 23) volgende te lezen:

 

“Zo kan het bevoegd gezag in het besluit een termijn opnemen waarbinnen het beheer moet worden overgegeven aan bijvoorbeeld een woningcorporatie. Daarbij is het mogelijk dat het bevoegd gezag tot wie het besluit is gericht de mogelijkheid geeft te kiezen tussen een aantal organisaties waaraan het beheer mag worden gegeven.”

 

6.2. De beheerovername

 

“De voorgestelde gewijzigde maatregel van beheerovername houdt in dat de gemeente de eigenaar verplicht een gebouw, open erf of terrein in beheer te geven aan die gemeente, of aan een persoon die, bedrijf dat of instelling die werkzaam is op het gebied van huisvesting. Een gemeente kan in het besluit opnemen in wiens beheer het gebouw, open erf of terrein moet worden gegeven. In de praktijk zal het hier met name om gebouwen gaan. Het ligt in de verwachting dat een gemeente in de praktijk vaak een woningcorporatie op het oog heeft als beheerder, maar een commerciële beheerder behoort eveneens tot de mogelijkheden. Een gemeente kan overgaan tot deze maatregel, indien er sprake is van herhaaldelijke overtredingen, zoals overbewoning of slecht onderhoud, en er tevens sprake is van een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de gezondheid of de veiligheid.”

 

  • De wetgever gaat dus uit van een zorgvuldig proces waarbij de eigenaar of beheerder in de gelegenheid gesteld wordt het beheer over te dragen, welke overdracht eventueel aan het bevoegde gezag kan zijn. De onderhavige wetsbepalingen geven geen bevoegdheid om zonder enige vooraankondiging het beheer (over) te nemen. Dat een beheer overgedragen dient te worden, ligt ook voor de hand. Degene die het beheer overneemt, zal op de hoogte dienen te zijn van lopende verplichtingen, huurovereenkomsten, betalingsachterstanden, contracten en alles wat met het beheer samenhangt. Een beheer kan niet genomen worden, zoals hier wel gebeurd is.

 

  • Bij brief van 25 juni 2017 heeft Divine het college gewezen op de onrechtmatigheid van de inbeheername en het ontbreken van een overdracht van beheer. Divine wijst er op dat door het ontbreken van een nul-meting zij in haar bewijspositie ernstig geschaad is. Divine heeft het college gesommeerd om opgaaf van de voorgenomen werkzaamheden en maatregelen met een bijbehorende begroting. Verder is het college gesommeerd om voorafgaande aan elke handeling de beginsituatie vast te leggen op beeldmateriaal. Op deze brief is geen enkele reactie gekomen.

 

Bijlage 14: brief 25 juni 2017

 

  • De handelwijze van het college, waarbij de politie samen met gemeenteambtenaren Fort Oranje binnengevallen is en het bezit genomen heeft van het recreatiepark, waarbij de bestaande beheerder en zijn medewerkers van de inrichting verwijderd zijn middels een gebiedsverbod, is onverenigbaar met de strekking van deze bevoegdheid. Nog minder bestond de bevoegdheid om op grond van de inbeheerneming de kantoorruimtes van Fort Oranje middels braak binnen te treden en de administratie onder zich te nemen. Dit is op zichzelf al als bestuurlijk wangedrag te beschouwen. Ook aan de inbezitneming van de gebouwen van Fort Oranje zoals kantine en andere faciliteiten ontbeert elk recht of titel. Feitelijk zijn door deze overheden zonder enige bevoegdheid daartoe privéeigendommen in bezit genomen. Of beter, niet een terrein of een bouwwerk maar de onderneming van Fort Oranje is met geweld overgenomen. Deze handelwijze is in strijd met artikel 17 EVRM en heeft niets van doen met artikel 17 Woningwet:

 

„Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.”

 

  • Ook het doel waarvoor het college “het beheer overgenomen heeft” vindt geen enkele grondslag in dit artikel en is strijdig met het specialiteitsbeginsel en het verbod op détournement de pouvoir. Het doel van deze bevoegdheid is volgens de Kamerstukken volgende”. (p.5 Nota naar aanleiding van Verslag 2013-2014, 33978)

 

“Het onderhavige wetsvoorstel in verband met het handhavingsinstrumentarium heeft als doel om de handhaafbaarheid en de naleving van de regels ten aanzien van het bouwen, slopen, gebruiken en de staat van bouwwerken, open erven en terreinen te verbeteren”

 

  • Het college heeft een beroep gedaan op de bevoegdheid van artikel 13b Woningwet voor geheel andere doeleinden. Het eerste doel blijkt uit de mededeling van de burgemeester een dag voor het besluit:

 

“Dat betekent dat we een jaar de tijd nemen om voor iedereen die opvang nodig heeft, een passende oplossing te vinden. Als gemeente nemen wij onze zorgplicht serieus daarom is er in overleg met de regio besloten dat wij het beheer van de camping gaan overnemen om voor u rust te creëren en te zoeken naar een passende oplossing voor iedereen die dit nodig heeft”

 

  • De burgemeester geeft dus aan dat het eerste doel is om een jaar de tijd te nemen om de bewoners te herhuisvesten. Dit is geen legitiem doel om deze bevoegdheid in te roepen. Dit geldt ook voor het tweede doel, namelijk de definitieve ontmanteling en sluiting van Fort Oranje. Het besluit onderbouwt de sluiting nog als volgt (p. 28):

 

”Het is noodzakelijk om de problemen op Fort oranje bij de bron te bestrijden. Dit betekent dat Camping Fort Oranje moet worden gesaneerd tot een zodanig niveau dat het mogelijk is om daar veilig en gezond te leven. Dat kan naar ons oordeel niet anders bereikt worden dan door eerst de bewoning ter plaatse te beëindigen en de bewoners in een veilige, gezonde situatie te brengen, om vervolgens Camping Fort Oranje in een voor bewoning geschikte staat te brengen”.

 

  • Deze motivering wekt nog de indruk dat het de bedoeling om Fort Oranje terug te brengen in een goede staat. Ook in de media doet de burgemeester voorkomen alsof dit de inzet is van de sluiting van Fort Oranje. Maar zoals vaker bij de handelwijze van het RIEC, komt het officiële oogmerk niet overeen met de daadwerkelijke bedoeling.

 

  • In de Kamerstukken is toegelicht welke werkzaamheden van een beheerder zoals bedoeld in artikel 17 Woningwet verwacht mogen worden;

 

“De nieuwe beheerder zal het gebouw op de juiste wijze moeten verhuren, dus veilig en conform de voorschriften, en indien nodig herstelwerkzaamheden of aanpassingen aan het gebouw moeten laten uitvoeren.” (P. 11 MvT)

 

“Als het gebouw, open erf of terrein noodzakelijke voorzieningen of aanpassingen nodig heeft om weer op redelijke wijze tot bewoning of gebruik te kunnen dienen kan de gemeente tevens besluiten dat de beheerder die voorzieningen treft of die aanpassingen doet. Dit geschiedt op kosten van de eigenaar. Het gaat daarbij uitsluitend om herstel naar een ordentelijk gebruiksniveau in overeenstemming met de wet- en regelgeving, niet om verfraaiingen. Indien een beheerder meer voorzieningen treft dan de noodzakelijke voorzieningen, dan komen de kosten daarvan voor rekening van de beheerder. ” (p.21 Nota naar aanleiding van Verslag 2013-2014, 33978)

 

  • Deze toelichting op artikel 17 Woningwet maakt duidelijk dat de beheerder werkzaamheden mag verrichten om de gebreken ex artikel 1a en 1b Woningwet op te heffen. Wat er vanaf 23 juni 2017 door de Taskforce is aangericht op Fort Oranje is onthutsend en heeft geen verbinding met de intentie van de wetgever. Fort Oranje wordt in een rap tempo volledig ontmanteld. Op 27 juni 2017 is namens Fort Oranje een brief verzonden aan het college, waarin aandacht is gevraagd voor het ontbreken van elk toezicht en verantwoord beheer op de camping. In enkele dagen tijd is de camping verworden tot een vuilnisbelt, zijn er talrijke vernielingen aangericht en inbraken gepleegd in stacaravans, vonden er op grote schaal diefstallen plaats, was er sprake van asbestvervuiling en begaven zich ongewenste personen op de camping. Op deze brief is geen enkele reactie ontvangen.

 

Bijlage 15: brief 27 juni 2017

Bijlage 16: nieuwsberichten BN-De Stem 28 juni 2017

 

  • De stacaravans worden massaal afgevoerd, vernietigd of weggegeven. Iedereen die claimt eigenaar te zijn van een stacaravan krijgt toestemming deze mee te nemen. Er vindt geen controle plaats of de stacaravans opgeëist worden door de rechtmatige eigenaar of dat deze eigendom zijn van Fort Oranje. Honderden foto’s en tientallen video-opnames zijn in een album verzameld waar alle bewijsmateriaal ingezien kan worden. Dit beeldmateriaal geeft een ontluisterende indruk van de vernielingen die op Fort Oranje plaatvinden. Wegen zijn kapotgereden, bomen worden omgehakt en greppels dichtgegooid. In de media noemen sommige bewoners de huidige staat van de camping een “oorlogsgebied”. Fort Oranje, nog steeds privé-eigendom, wordt onder de vlag van een “inbeheername” volstrekt vernietigd.
  • Beheer” betekent volgens het woordenboek “het verantwoordelijk zijn en zorgdragen voor het handhaven of bereiken van een vooraf vastgesteld kwaliteitsniveau van het beheerde object of de beheerde functie.Een beheerder hoort iemands eigendom dus in stand te houden. Zoals hiervoor uit de Kamerstukken blijkt, betekent dit het innen van huur, het herstellen van gebreken en het onderhouden van het betreffende object. Het college heeft hier een andere opvatting. Het beheer wordt hier gebruikt om de huurders van Fort Oranje te verdrijven en de camping te sluiten en ontmantelen. Dit is het tegenovergestelde van “beheer”.

 

  • De onder de vlag van de inbeheername uitgevoerde werkzaamheden zijn onverenigbaar met hetgeen de wetgever voor ogen had. Daar waar een beheerder zich dient te beperken tot het herstellen van de gebreken ex artikel 1a en 1b Woningwet, worden van Fort Oranje massaal stacaravans afgevoerd die geen enkel gebrek vertonen. Ter onderbouwing van deze stelling wijst Fort Oranje op de kleurenkaart die door het college is overgelegd met daarop de overtredingen 1a en 1b Woningwet. Op veld F zijn elf stacaravans gemarkeerd waaraan gebreken zouden zijn vastgesteld. Eind juli is het gehele veld F ontruimd. Hierbij zijn 48 caravans verwijderd van het terrein. Dit betekent dat er 37 stacaravans zonder enig gebrek zijn afgevoerd door de “beheerder”. Ook de overige velden worden ontruimd. Dit zijn eigendommen van Fort Oranje die zonder recht of titel vervreemd of vernietigd worden. Dit is kapitaalvernietiging. Het is de vraag hoe het college dit uitlegt tegen de achtergrond van het in artikel 17 lid 1 Woningwet opgenomen verbod tot vervreemden en bezwaren. Door de Taskforce worden hier de grenzen van strafrechtelijk handelen overschreden.

 

Bijlage 17:    nieuwsbericht 31 juli 2017 Nu Breda

 

  • Deze handelwijze past bij de uitspraken van de burgemeester uit een memo van een gesprek met de bewoners als uit uitlatingen in de media. In de memo van de bijeenkomst op 17 juli 2017 is volgende te lezen:

 

“Kernvragen

  1. Wat is de bedoeling met de camping?

Het antwoord blijft totale sluiting. Binnen een jaar gerealiseerd”

 

Bijlage 18: memo 17 juli 2017

Bijlage 19: nieuwsberichten “totale sluiting”

 

  • Uit het hiervoor gestelde volgt dat de verwijzing naar artikel 17 Woningwet uitsluitend gebruikt is als kapstok om Fort Oranje in bezit te nemen met het doel de camping definitief te sluiten en ontmantelen. Er is met ongedifferentieerd misbruik van gezag voor het oog van de landelijke en lokale media een bevoegdheid voorgewend die niet bestaat. De handelwijze van de inbezitneming is vanuit verschillende gezichtspunten dusdanig wederrechtelijk dat dit niet te vatten is in termen van behoorlijk bestuur. Dit is georganiseerde overheidscriminaliteit
  • Het volgende onderdeel van het besluit (c) betreft Overtredingen van de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit:

 

 

  • Fort Oranje dient overeenkomstig de genoemde bepalingen Wet Milieubeheer de op het terrein bevindende afvalstoffen en gevaarlijke stoffen binnen vier weken uit de inrichting (inclusief uit de bodem) te verwijderen en verwijderd te houden. Indien hieraan geen gevolg gegeven wordt, de inrichting middels bestuursdwang zal worden gesloten. De sluiting zal plaatsvinden middels het vervangen van de sloten van de inrichting en afsluiting
  • In het besluit wordt verwezen naar controles die in de jaren 2016 en eerder gedaan zijn met de toevoeging “Wij constateren dat deze overtredingen niet zijn opgeheven in de tussentijd en thans voortduren.” Welke overtredingen dan voortduren en wat is geconstateerd, is verder niet gespecificeerd. Dit is begrijpelijk omdat de overtredingen van de afgelopen jaren wel degelijk beëindigd zijn. Dit volgt overigens ook uit de overgelegde stukken. Op de op 20 december 2016 opgelegde last onder dwangsom zijn geen dwangsommen verbeurd omdat alle overtredingen in 2017 opgeheven zijn. Alle genoemde overtredingen zijn oud nieuws en hebben niets te maken met de situatie zoals die aangetroffen is op de dag van de inbezitneming.
  • Fort Oranje heeft het afgelopen jaar grote stappen gemaakt met milieu. Dat de feitenweergave van het college ook op dit punt niet in overeenstemming is met de werkelijkheid, blijkt uit een controlerapport van de handhaving op 26 mei 2016. Hierin is te lezen:
  • “Inrichting bezocht n.a.v. eerdere controle bezoeken in 2014, 2015 en 2016. Het zwerfvuil wat tijdens de vorige controles over heel de camping veelvuldig is geconstateerd is veel minder geworden. In de bermen langs de wegen en paden en in diverse sloten is ook tijdens deze controle op 26 mei 2016 zeer weinig zwerfafval aangetroffen”.
  • Bijlage 20: controlerapport 26 mei 2016

In 2017 zijn de inspanningen op het gebied van milieu op Fort Oranje nog groter geweest. Er zijn honderden kubieke meters afval afgevoerd bij grote schoonmaakacties. In januari 2017 heeft de gemeente nog controles gehouden waarbij vastgesteld is dat de overtredingen beëindigd waren.  Op 23 juni 2017, de dag van het besluit en de inbezitneming, waren alle geconstateerde overtredingen opgeheven. De in het besluit geschetste situatie doet dan ook geen recht aan de realiteit.  Ook dit onderdeel is kennelijk  instrumenteel ingezet om een sluiting te kunnen bewerkstelligen. Overigens is een gunningstermijn verleend van vier weken die door de inbezitneming inhoudsloos is geworden.  Ook op deze grond kan de sluiting op deze grond geen stand houden.

  • Mocht door de gemeente op 23 juni 2017 geen nulmeting gedaan zijn, dan is het niet controleerbaar hoe de situatie op 23 juni 2017 was. Dit geldt temeer daar op dit moment Fort Oranje tot één grote vuilnisbelt van bouw, zwerf- en huisafval is verworden met op talrijke plaatsen asbestvervuiling. Door de gebrekkige controle hebben zelfs stortingen van afval van buitenaf Fort Oranje verwijst hiervoor naar het beeldmateriaal.
  • De volgende onderdelen betreffen de brandveiligheidsvoorzieningen en de gebruiksvergunning.
  • (e) “Fort Oranje dient de overtreding van artikel 2, lid 1, onder a Brandveiligheidsverordening ongedaan te maken en te houden. Indien hieraan geen gevolg gegeven wordt, de inrichting middels bestuursdwang zal worden gesloten. De sluiting zal plaatsvinden middels het vervangen van de sloten van de inrichting en afsluiting;

 

  • De op 27 juli 2012 van rechtswege verleende gebruiksvergunning op 15 juli 2017 in te trekken;

 

Ook dit onderdeel is eveneens dusdanig ondeugdelijk dat dit niet aan een sluiting ten grondslag gelegd kan worden. In het besluit wordt verwezen naar een brief van de brandweer van 2 februari 2017 naar aanleiding van een controle op 17 januari 2017. Tussen het controlerapport en het besluit onder bestuursdwang ligt een periode van vijf maanden waarna zonder nader onderzoek of mededeling de exploitatievergunning ingetrokken is. Gedurende deze vijf maanden bestond er kennelijk geen urgentie om over te gaan tot handhaving.

 

Er is geen controlerapport over de situatie op het moment van het besluit en het intrekken van de exploitatievergunning. Hiermee kan niet vastgesteld worden of op het moment van het intrekken van de exploitatievergunning de overtredingen nog actueel waren. Deze handelwijze is onzorgvuldig en strijdig met het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel.

 

Overigens was er voorheen iedere twee jaar en gezamenlijk controle met de brandweer om te kijken op welke punten er niet aan de voorwaarden voldaan was. Naar aanleiding van deze inspecties werden de punten die om aandacht vroegen, door Fort Oranje afgewerkt. Nadat de Brandweer jarenlang haar medewerking geweigerd heeft aan de acties van de Taskforce (zie punt 24 e.v.) is er kennelijk in januari 2017 een inspectie geweest zonder Fort Oranje hierbij te betrekken.  Kennelijk is ook de Brandweer gevraagd om een bijdrage bij de sluitingsgronden. De Brandweer adviseert in haar brief overigens niet om tot sluiting over te gaan doch tot handhaving. Dat is een groot verschil.

 

De door de Brandweer geconstateerde punten zijn echter nauwelijks zwaarwegend te noemen. Het betreft punten die met weinig inspanning gerealiseerd (hadden) kunnen worden, hetgeen op 23 juni 2017  overigens het geval was voor zover de punten steekhoudend zijn. Wat de verschillende genoemde punten betreft, het volgende’.

 

(1) Het eerste punt wordt door Fort Oranje betwist. Er is volgens Fort Oranje geen probleem met de bereikbaarheid. De Brandweer heeft Fort Oranje afgelopen jaren regelmatig bezocht zonder daarbij op bereikbaarheidsproblemen te stuiten.

(2) De blokkeringen zijn aangebracht om doorgaand verkeer te voorkomen. Door doodlopende straten te maken wordt het wonen aantrekkelijker, hetgeen niet in strijd is met de Handreiking. Deze punten staan op de lijst voor een toekomstige aanpassing van de exploitatievergunning. Voor zover dit problemen zou opleveren, is dit snel terug te brengen in de oude situatie.

(3) De kabel tussen twee kampeermiddelen is hoger dan 4,5 meter en voldoet daarmee aan de minimale doorgangshoogte voor de Brandweer.

 

(4) De genoemde bouwsels binnen de vrij te houden zone van vijf meter waren al aanwezig tijdens de keuring voor zowel de drie als de vijfmeterzones. Hierbij is gezegd dat het geen probleem was zolang dit minder dan vijf procent was.  Indien dit een probleem was, hadden deze in overleg met de eigenaars van de bouwsels opgeheven kunnen worden. Dit geldt ook voor (6). In alle jaren is er nimmer een probleem geweest met het overslaan van een brand.

 

(5) Door Fort Oranje zijn diverse van de bouwkundige voorzieningen aangebracht. Op de tekening voor de aanvraag van de exploitatievergunning zijn die niet terug te vinden. Er zijn later nog gewijzigde tekeningen gemaakt die zich in de toegeëigende administratie bevinden.

 

(7) Een aantal bewoners zijn vanwege de door hen ingebouwde centrale verwarming overgestapt op grotere gasflessen. Waar Fort Oranje dit geconstateerd heeft, is weer overgestapt op de standaard fles.  Op 23 juni 2017 waren er geen grote flessen op het terrein.

 

(8) Helaas worden poederbrandblussers regelmatig gestolen. Deze worden dan weer vervangen.  Op de dag van de inbezitneming op 23 juni 2017 waren deze flessen aanwezig.

 

  • (10) Met betrekking tot de brandkranen is enige tijd terug een brief van de gemeente ontvangen met betrekking tot de brandkranen. Hieruit kwam naar voren dat het bepaalde over de brandkranen vooreerst buiten beschouwing gelaten zou worden aangezien een wijziging aanstaande was. Hierna is niets meer vernomen. Deze brief bevindt zich in de toegeëigende administratie.

 

Met betrekking tot de brandstichtingen is in meerdere gevallen bekend wie de daders zijn. In het kader van de RIEC-afspraken, heeft politie en justitie kennelijk niets gedaan met deze informatie. Een van de brandstichters is dezelfde persoon die als informant voor de politie op Fort Oranje actief was, namelijk de “Haagse Dakmoordenaar” Troubert, een door de Reclassering doorverwezen ex-gedetineerde. De makers van de televisieserie van SBS hebben bandopnames waaruit naar voren wordt duidelijk dat hij ook zijn eigen wagen in brand gestoken heeft. Door Engel is zelfs iemand die een brandstichting wenste te bekennen naar het politiebureau gebracht. De politie heeft de man overtuigd geen verklaring af te leggen. Om deze reden is het onbehoorlijk om het aantal branden van de afgelopen jaren te gebruiken als onderbouwing om de exploitatievergunning in te trekken. Hier kan de verantwoording niet dan wel niet geheel op de zorgplicht van Fort Oranje geschoven worden.

 

  • De burgemeester besluit op grond van artikel 2:41.1 lid 1 APV de percelen kadastraal bekend RIJSBERGEN C1509, C1742, C1745, C1805, C1931, C2321, C2337, en C 2408 te sluiten voor de duur van 1 jaar;

De volgende sluitingsgrond betreft artikel 2:41.1 lid 1 APV op grond waarvan de burgemeester de bevoegdheid heeft om een gedeeltelijke of gehele sluiting  te bevelen van een voor het publiek toegankelijk perceel, vaartuig of enige andere voor het publiek toegankelijke ruimte.

 

Als motivering voor dit besluit verwijst de burgemeester naar de mutaties die opgenomen zijn in de “bestuurlijke rapportage Incidentenoverzicht Fort Oranje”.  Dit betreft een lijst van 54 pagina’s van allerhande meldingen. Hier zijn eerst een aantal opmerkingen over de waardering van deze mutaties als onderbouwing van dit besluit op zijn plaats.

 

Zoals in de inleiding uitgebreid is toegelicht, is de politie partner in het RIEC/Taskforce. Het doel van de Taskforce is de sluiting te bewerkstelligen van Fort Oranje. De politie heeft de taak op zich genomen om zoveel mogelijk meldingen te verzamelen. Om deze reden is de lijst geen representatief vergelijkingsmateriaal. Ook houdt een groot deel van de meldingen geen verband met de openbare orde of ontbreekt strafrechtelijke relevantie. Dat iemand een boete open heeft staan, belastingschulden heeft of dat er een melding gedaan is en vervolgens niets aangetroffen is, zijn geen feiten die een besluit als onderhavige kunnen dragen.

 

Daarbij is de politie zeer intensief aanwezig op Camping Fort Oranje waarbij zelfs een vaste wijkagent aangesteld is voor nog geen duizend bewoners. De controlebevoegdheden zijn extensief ingezet waarbij voortdurend willekeurig personen en voertuigen gecontroleerd worden. De politie houdt de bewegingen op het terrein  scherp in de gaten. Ook zijn er jaarlijks meerdere integrale controles gehouden waarbij de volledige inrichting afgesloten is en alle bewoners en woningen betreden en gecontroleerd zijn.  Indien de Schilderswijk  in Den Haag omsingeld zou worden, waarna alle bewoners en woningen gecontroleerd worden, dan zou dit duizenden meldingen opleveren. Zonder te stellen dat er op Fort Oranje geen problemen zijn, geeft deze rapportage echter een vertekend beeld van de daadwerkelijke omvang van de criminaliteit op Camping Fort Oranje. De meeste bewoners herkennen zich niet in de typeringen van de burgemeester.

 

  • Verder dient deze lijst beschouwd te worden tegen de achtergrond van de problemen waar veel van de bewoners van Fort Oranje mee te kampen hebben. Een en ander is in de inleiding toegelicht. Dat deze groep veel van de autoriteiten vragen, mag duidelijk zijn. De problemen zijn niet veroorzaakt door Fort Oranje doch doordat er sprake is van een bevolking met uiteenlopende problemen en achtergronden. Het verwijt van de burgemeester dat Fort Oranje zulke mensen geen onderdak mag aanbieden, is eigenaardig. Zij komen juist naar Fort Oranje omdat zij nergens anders terecht kunnen. Het is de taak van autoriteiten om de orde te handhaven en criminaliteit te bestrijden. Indien dit geconstateerd wordt, kan zij optreden en handhaven. Het sluiten van een hele woonwijk biedt geen oplossing doch verplaatst de problemen hoogstens.
  • De onderhavige bevoegdheid is daarbij niet bedoeld om een gehele woonwijk te kunnen sluiten. Camping Fort Oranje is geen voor het publiek toegankelijk perceel of ruimte. De inrichting zelf mag misschien voor publiek toegankelijk zijn, de honderden woonruimtes die zich daarop bevinden zijn dat niet.
  • De bepaling is bedoeld om een specifiek perceel te sluiten na een specifiek feit. Dit betekent dat als in een stacaravan illegale prostitutie is aangetroffen of een hennepkwekerij, deze stacaravan tijdelijk gesloten kan worden. Het kan niet zo zijn dat honderden bewoners hun woonruimte uitgezet worden terwijl zij part noch deel hebben bij de feiten waarvoor enkelen verantwoordelijk zijn. Dit is onzorgvuldig en strijdig met het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel.

Het gemaakte onderscheid tussen eigenaren van percelen en andere bewoners die geen eigenaar zijn, is daarbij willekeurig. Het merendeel van de bewoners onderhouden hun stacaravans en dragen niet bij aan het verstoren van de openbare orde. Dit onderscheid is in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

Het volgende besluit van de burgemeester tot sluiting is gebaseerd op artikel 172 lid 3 Gemeentewet.  de burgemeester. Ook het gebruik van deze bevoegdheid stuit op meerdere gebreken.

 

  • De burgemeester beveelt op grond van artikel 172 lid 3 Gemeentewet de sluiting van Camping Fort Oranje per 23 juni 2017 te 15.00 uur te sluiten. De duur van de sluiting is bepaald op 1 jaar.
  • De burgemeester motiveert dit onderdeel door te verwijzen naar een aantal meldingen van branden, verdenkingen van illegale prostitutie, diefstal en andere feiten. Hieruit zou een zeer ernstige en continue – voortgezette- verstoring van de openbare orde dan wel vrees voor de verstoring van de openbare orde afgeleid worden. Dit zou een beroep tot sluiting op basis van deze zogenaamde “lichte bevelsbevoegdheid” rechtvaardigen.
  • Het eerste probleem met deze bevoegdheid is dat Fort Oranje betwist dat de burgemeester op het moment van het nemen en bekend maken van het besluit bevoegd was hiertoe. Immers, deze bevoegdheid bevond zich op dat moment bij uitsluiting onder de Voorzitter van de Veiligheidsregio Midden-West-Brabant als bedoeld in artikel 39, lid 2, Wet op de Veiligheidsregio’s. Volgens het verweerschrift dat door de Voorzitter voor de mondelinge behandeling van het verzoek tot een voorlopige voorziening op 7 juli 2017 (BRE 17/4738 en 4747) is na het bijeenroepen van het Regionaal Veiligheidsteam van de Veiligheidsregio op 22 juni 2017 om 12.00 uur door de Voorzitter vastgesteld dat er sprake was van een ernstige vrees voor het ontstaan van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis.
  • In artikel 39 van de Wet Veiligheidsregio´s is volgende bepaald: “In geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is de voorzitter van de veiligheidsregio ten behoeve van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de betrokken gemeenten bij uitsluiting bevoegd toepassing te geven aan: (…) b.de artikelen 172 tot en met 177 van de Gemeentewet, met uitzondering van artikel 176, derde tot en met zesde lid;”
  • Uit het voorgaande volgt dat de Voorzitter bij uitsluiting bevoegd was deze bevoegdheid uit te oefenen. Hiermee is dit onderdeel van het besluit nietig.
  • Een tweede gebrek is Voor zover er sprake was van een dreigende verstoring van de openbare orde, kan op basis van deze bevoegdheid uitsluitend een bevel tot tijdelijke sluiting gegeven worden indien in deze bevoegdheid niet middels een andere bepaling is voorzien. De bijzondere regeling heeft immers voorrang boven de algemene regeling in artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet. Dat is hier wel het geval. Artikel 2:41.1 van de APV Zundert 2012 biedt de burgemeester de mogelijkheid om een bevel tot sluiting te geven van een voor het publiek toegankelijk perceel indien er sprake is van feiten die naar het oordeel van de burgemeester de vrees wettigen dat het geopend blijven van deze plaats gevaar oplevert voor de openbare orde.
  • Artikel172, derde lid, van de Gemeentewet biedt daarom in dit geval geen grondslag voor het opleggen van een tijdelijke
  • Overigens zou het gebruik van deze bevoegdheid strijdig zijn met de eis van zorgvuldigheid, proportionaliteit en subsidiariteit. In de woorden van de burgemeester en de politie, is er sprake van een “criminele woonwijk”. Feitelijk sluit de burgemeester in dat geval dus een woonwijk, terwijl in het merendeel van de woonruimtes op Fort Oranje geen enkel strafbaar feit gepleegd is of wordt.
  • Deze bevoegdheid is bedoeld voor het sluiten van concrete percelen waar concrete feiten zijn vastgesteld, niet voor het sluiten van honderden willekeurige percelen.
  • Het gemaakte onderscheid tussen eigenaren van percelen en andere bewoners die geen eigenaar zijn, is daarbij willekeuri Het merendeel van de bewoners onderhouden hun stacaravans en dragen niet bij aan het verstoren van de openbare orde. Dit onderscheid is in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

Conclusie

Uit het hiervoor gestelde volgt dat de verschillende onderdelen van dit besluit niet in stand kunnen blijven. Fort Oranje verzoekt u dan ook het besluit te herroepen.

[1] Handboek bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit, CCV 2010, p. 7

[2] Toelichting bij eindversie convenant, Pagina 1

[3] P.223

[4] P. 224

 

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *